Totaal aantal pageviews

Posts tonen met het label Vlissingen. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Vlissingen. Alle posts tonen

zaterdag 19 augustus 2017

De onbekende Dido-klasse, de geannuleerde bouworders 241-248 van de Kon. Mij. De Schelde in 1944-1945

Impressie op basis van het originele Dido-ontwerp. tekening Ron van Maanen

Op de beroemde lijst van bouwnummers in het trappenhuis van het directiegebouw van de Kon. Mij. De Schelde staat bij bouwnummers 241-248 vermeldt Dido-klasse. Vreemd genoeg wordt in de literatuur verder niets meer hierover vermeld dan als dat de bouwnummers zijn geannuleerd. Betekent dit dat er dan niets terug te vinden is? Neen, de eerste aanwijzing geeft de orderadministratie. Op de kaart staat opdracht 19236 houdt in ‘het uitslaan van een kustvaartuig’. Het relatief kleine scheepje kreeg als afmetingen 53,034 (loodlijnen)-57,105 (over alles) x 9,068 meter. De opdracht vond in zijn geheel plaats op de mallenzolder tussen 21 april-7 mei 1945. Als laatste opmerking staat dat de Tekenkamer Scheepsbouw nog kosten had gemaakt.

Op 9 december 1944 stuurt het Ministerie van Scheepvaart en Visscherij, dan nog gezeteld in Londen een brief aan de directie van de De Kon. Mij. De Schelde. Een afschrift hiervan wordt aan de Commandant der Zeemacht Nederland en Commandant der Marine te Vlissingen verstrekt. In de brief wordt verwezen naar gesprekken met een zekere ir. Van Overbeek gevoerd tussen 20-25 november 1944 over eventuele scheepsbouw in Vlissingen. Daarin komt ook de Dido-klasse aan bod. De minister wil dat met de aanbouw in Vlissingen zo snel mogelijk wordt gestart omdat de Nederlands-Indische regering grote behoefte had aan 12 van dit soort scheepjes. Acht hiervan moesten in Vlissingen worden gebouwd. Als basisontwerp werd dat van de Dido gebruikt, een schip gebouwd bij de scheepswerf van de Gebroeders Pot, Bolnes met bouwnummer 864 in 1937. Eigenaar was de West Indische Stoomvaart Maatschappij N.V., te Curaçao en beheerd door de K.N.S.M. N.V. Ze deed dienst tot ze schipbreuk leed op 39 januari 1971. Omdat de nieuwbouw bestemd was voor Nederlands Oost-Indië moest het ontwerp enigszins worden aangepast. In het voorschip moest accommodatie voor de Javaanse bemanning worden gemaakt, de brug werd met een dek verhoogd en de accommodatie in het achterschip moest worden aangepast. De motoren waren inmiddels al bij Sulzer-Wintherthur besteld. Acht motoren type 6TS29 waren bestemd voor de Vlissingse schepen. Om ze te kunnen plaatsen, moest de oorspronkelijk fundatie ook worden gewijzigd. Verstrekkender waren de geplande aanpassingen aan de romp. De scheepjes voldeden uitstekend in de West maar hadden last van aanzienlijke ‘intering’ van de nagels en loskomende nagels in de kielplaat en A en B-gang achter het voorpiekschot. Wanneer de ruimen leeg waren, stuiterde de schepen behoorlijk bij slecht weer. De oorzaak hiervan werd in de Maier-vorm van de romp gezocht. De spanten in het voorschip tussen spant 70 en de voorsteven moesten daarom worden aangepast ten koste van de Maier-vorm. Het nagelprobleem moest met worden opgelost door te lassen in plaats van de nagelen. Aan De Schelde werd bovendien advies gevraagd over de vorm van het achterschip en de plaats van het roer gelet op de mogelijke toepassing van een Kort straalbuis. De Director of Merchant Shipbuilding bij de Engelse Admiraliteit had alle medewerking toegezegd voor het krijgen van bouwmaterialen en werktuigen. De Schelde werd min of meer opgedragen om direct met de bouw te starten zodat voor 1 oktober 1945 de scheepjes uit Vlissingen vertrokken op weg naar de Oost.

Er is ook een verslag bewaard gebleven van een vergadering op vrijdag 24 november 1944 waarbij ook Overbeek aanwezig was. Overbeek stelt gestuurd te zijn door de Commandant Zeemacht Nederland met de opdracht na te gaan welke scheepsbouwwerven het eerst in bedrijf kunnen worden gesteld. Het is logisch dat aan De Schelde werd gedacht, want was Walcheren bevrijd, de andere grote scheepswerven in het westen des lands lagen nog in bezet gebied en kwamen pas na 5 mei 1945 beschikbaar. De Vlissingse werf moest zo snel mogelijk beschikbaar zijn voor reparaties en nieuwbouw voor het Nederlands-Indië programma. In eerste instantie mochten alleen koopvaardijschepen worden aangebouwd. Het dok [op het Eiland] was nagenoeg onbeschadigd terwijl het kleine dok [Dok van Perry] binnen enkele weken weer in gebruik kon worden genomen.

Op 5 januari 1946 wordt het bedrijfsklaar zijn van de werf enigszins genuanceerd. De minister was al op de hoogte gebracht dat de eilandwerf dermate schade aan gebouwen, kranen etc. had opgelopen dat deze én niet gebruik kon worden voor de aanbouw van Dido-schepen én speciaal ingericht was voor grotere schepen. Wel bestond er de mogelijkheid om op een van de grote hellingen [in de Dokhaven] 4 Dido’s tegelijkertijd op stapel te zetten en hiermee kon dan direct worden gestart. Het betekende wel dat de bouw van de twee grotere Bantam-klasse schepen naar achteren moest worden geschoven. Twee hellingkranen moesten worden gerepareerd omdat de elektrische inrichtingen waren vernield. Half november 1944 was in België hiervoor nieuwe besteld, maar omdat inmiddels de fabriek weer oorlogsgebied lag, was onduidelijk of en wanneer de bestelling werd uitgevoerd. Vermoedelijk wordt hier gedoeld op het nu als zodanig bekend staande Ardennen-offensief uitgebroken op 16 december 1944. Misschien dat het nodige uit Engeland kon worden aangeleverd was de vraag van de directie. Bovendien ontbrak het aan voldoende personeel en de aanvoer van brandstoffen, gereedschappen, materialen e.d. moest op gang gekomen. Als aan deze voorwaarden was voldaan konden 4 Dido’s op stapel worden gezet. De aflevering vond plaats voor het eerste schip 4 maanden na kiellegging, het tweede na 5 maanden, het derde na 6 maanden en het vierde na 7 maanden te rekenen na de kiellegging. Wanneer de eilandwerf weer in bedrijf was gesteld, kon daar de tweede serie van 4 worden gebouwd. Een lijntekening was inmiddels klaar en de tekenkamer was volop bezig met de andere tekeningen. Kosten van het maken van de werktekeningen inclusief de administratie van de bestellingen en specificeren van de in Engeland te bestellen hulpwerktuigen werd geschat op  26.500. De dag daarop werd opnieuw een brief naar Londen gestuurd. Hieruit komen we te weten dat de dienstsnelheid op rond 10 knopen was vastgelegd. Op 29 maart 1945 wordt gereageerd op een brief van de minister. Deze zegt de kostprijs per schip van ƒ 594.000 te hoog te vinden. De Schelde is het hier natuurlijk niet mee eens en reageert dat wanneer de oorspronkelijke Dido nu gebouwd zou worden de geschatte bouwkosten ƒ 517.000 bedroegen. De meerprijs werd veroorzaakt door vele veranderingen. Zo was de accommodatie voor de bemanning vergroot van 13 man op de Dido naar 39 man op de nieuwe schepen waarbij bovendien voor 10 passagiers ruimte nodig was, oftewel 36 personen extra aan boord. De discussie over de te hoge bouwkosten gepaard gaande met de vele aanpassingen van het originele ontwerp wordt op 17 april opnieuw uit de doeken gedaan.

Op 7 mei 1945 wordt vanuit Londen een ambitieus scheepsprogramma gestuurd. Wel moest nog onderzocht worden in hoeverre het in Nederland op korte termijn kon worden gerealiseerd. Er is nog steeds sprake van in totaal 12 Dido’s. Overigens komen dan ook Groningse werven eventueel in aanmerking. Met een deadweight of 560 ton waren de afmetingen 187’5” (over alles) x 29’9”x 17’0” (holte). Open shelterdek geschikt voor de Indische vaart met accommodatie voor 10  passagiers. Machinevermogen 600/600 ahp bij 300 rpm resulterende met de enkele schroef in een snelheid van 10 knopen. De benodigde 12 motoren (6-600 ahp TS29 en 4-500ahp TS29) waren bijna gereed. Uiteindelijk is bij De Schelde geen enkele Dido gebouwd en de order geannuleerd. Het waarom is niet duidelijk. Vermoedelijk zijn er andere prioriteiten gesteld en was de werf ook nog niet in staat de schepen op de gewenste termijn te leveren. Op dat moment nam de Willem Ruys (te water gelaten op 1 juli 1946) nog steeds van de grote hellingen in beslag.(1)

Noot
1. In mei 1946 kreeg de scheepswerf De Haan&Oerlemans, Heusden opdracht voor de K.N.S.M. 2 Dido-klasse kustvaartuigen te bouwen. Bruto register tonnage 390 ton, netto register tonnage 160 ton, draagvermogen 580 ton an een ruiminhoud van 57.700 kubieke meters. De Sulzer 600hp diesels moesten een dienstsnelheid van 7,75 knopen mogelijk maken.

Bronnen
-Archief Kon. Mij. De Schelde 1875-1970 (Gemeentearchief Vlissingen) toegang 214 inv.nr. 9.
-Idem inv.nr. 214
-Idem orderadministratie.

maandag 27 februari 2017

Voormalig marineschip Hr. Ms. Noord-Brabant moest inrichting voor minderjarige TBS’ers rond 1922-1923 worden



Het originele uiterlijk als actief oorlogsschip; tekening Alexander Mari van Maanen

Als wachtschip in Vlissingen; tekening Ron van Maanen

Alleen in Den Helder ligt nu nog een wachtschip van de Koninklijke Marine. Dat is anders geweest. Vlissingen heeft tot na de jaren vijftig ook een eigen wachtschip. Soms kan het nog zelfstandig varen, soms afgemeerd langs de wal zonder eigen machines. Van alle wachtschepen die hier gelegen hebben, is de Noord-Brabant de bekendste. De Kon. Mij. De Schelde bouwt haar tussen 1897 en 1900. Het schip krijgt veel aandacht, ook in het buitenland. Het lukt De Schelde echter niet haar aan landen als Duitsland, Rusland en Japan te slijten. Na trouwe dienst, ook in Nederlands-Indië wil de marine van het schip af. De nieuwe eigenaar is het ministerie van justitie. Daar heeft men een nieuwe bestemming voor haar: logementschip voor minderjarigen ter beschikking gesteld van de regering. Alleen het ontbreekt justitie aan geld en het project wordt stopgezet en het schip opgelegd. Op 23 december 1925 wordt het teruggegeven aan de Koninklijke Marine.

Over het hoe en wat als beoogd logementsschip voor Justitie is in de literatuur niet veel geschreven. Het archief van de Vlissingse burgemeester C.A. van Woelderen (T482.3) biedt meer informatie. In 1922 is de vereniging de Jongens van de Ruijter opgericht. Deze vereniging waarbij Van Woelderen nauw is betrokken, wil het rijksopleidingsschip Noord-Brabant wel exploiteren. Met andere woorden niet alleen huisvesting maar ook opleiding voor 50 jongens geplaatst onder rijksvoogdij [zeg maar TBS’ers]. De bedoeling is haar af te meren in Vlissingen. De Nederlandse Redersvereniging ondersteunt het initiatief en wil bestuursleden leveren. Ook Waller, directeur van Stoomvaart Maatschappij Zeeland, treedt aan als bestuurslid. Het ministerie van Justitie bemoeit zich officieel niet met het initiatief krijgt Van Woelderen te horen. Eerst moet het Algemeen College voor het Rijks Tucht- en Opvoedingswezen rapport uitbrengen

De concept jaarlijkse exploitatie begroting bedraagt ƒ 83.900. Men gaat er vanuit dat het schip met een complete inventaris wordt overgedragen, de bestaande tuigage wordt versimpeld tot wat nodig is voor de opleiding en dat het Loodswezen een volledig uitgeruste kotter overdraagt. Er lagen toen een aantal kotters opgelegd en men wilde graag drie sets zeilen hebben. Een dergelijke set was destijds zeer duur en men wilde voorkomen dat zij tegen lage prijzen werden kocht. Dit hoge bedrag schrikt af. Dit ondanks dat het niet het streven is om alles zo mooi mogelijk te maken en de nieuwste snufjes op onderwijsgebied toe te passen. Het gaat er alleen om zo goedkoop bruikbare jongens af te leveren. Het moet een nautische opleiding worden met lessen in roeien, gymnastiek, splitsen, knopen en andere zeemanskennis. Voor zowel het onderwijs als de dagelijkse gang van zaken steunt men zwaar op de medewerking van de marine. Zo moeten standaard timmer-, smeed- en montagewerkzaamheden tegen kostprijs worden uitgevoerd door marinemensen. De vaste bemanning wordt geschat op 16 man, zoveel mogelijk gepensioneerde marinemensen want dat is goedkoper. De vereniging hoeft alleen het verschil tussen salaris in actieve dienst en het pensioen op te hoesten. Aan te trekken zijn 1 commandant, 1 chef d’equipage, 2 bootslieden, 2 onderofficieren, 6 matrozen, 1 schrijver, 1 bottelier-hofmeester, 1 kok en een bijkok. De vaste kosten worden op begroot ƒ 49.800. Hier bovenop komen de kosten voor de opleiding en verpleging van jongens ten bedrage van ƒ 34.100. Per jongen wordt bijvoorbeeld een bedrag van 23 cent uitgetrokken voor de dagelijkse voeding. Dit is gelijk aan wat de marine voor een matroos uittrok. Aan kleding en kooigoederen is men jaarlijks per jongen ƒ 125 kwijt.

De Noord-Brabant komt later toch naar Vlissingen. Het is een vorm van compensatie voor het verdwijnen van de onderzeedienst richting Den Helder. De matrozenopleiding in Gorinchem komt naar Vlissingen. Na een ingrijpende verbouwing in- en uitwendig meert in 1926 de Noord-Brabant langzijde de kade in de Eerste Binnenhaven recht tegenover het station. Ook de marinekazerne staat daar. Honderden lichtmatrozen worden hier opgeleid tot aan de Tweede Wereldoorlog toe. Doordat zij tevens dienst doet als wachtschip kan jaarlijks 200.000 gulden bespaard worden. Bijna de gehele Vlissingse marinekazerne staat ten dienste van de opleiding. Als we de krant mogen geloven, is Vlissingen een veel betere plek dan Den Helder, zeker als het vanuit opvoedkundig oogpunt wordt gezien. Ditzelfde wordt ook na de Tweede Wereldoorlog door het Vlissingse gemeentebestuur als argument aangedragen. Met de Noord-Brabant loopt het minder best af. In mei 1940 probeert de bemanning haar te laten zinken. Dit mislukt ten dele en zij steken haar dan in brand. Hetzelfde jaar sloopt men het wrak.

donderdag 17 november 2016

De brievenboeken van Scheldedirecteur Jos van Raalte 1878-1909



 In het directiearchief van de Kon. Mij. De Schelde 1875-1970 (toegang 214) bevinden zich, naast de algemene serie brievenboeken over de jaren 1875-1900 inv.nrs. 24-195), ook 4 brievenboeken van directeur Van Raalte. Deze vier boeken (inv.nrs. 302-305) hebben betrekking op de periode 2 mei 1878-30 augustus 1909 en bestaan uit in 4 banden ingebonden zogenaamde doorslagen van verzonden brieven. Van de tekst van het origineel, m.a.w. de verzonden brief, wordt via een carbon techniek een kopie gemaakt op een tweede vel papier. De tekst werd als het ware doorgedrukt of doorgeslagen. De op deze wijze verkregen kopie of doorslag is gemaakt van zeer dun papier. De inhoud van de brieven is divers en varieert van het verkrijgen van orders, het onderhouden van contact met (potentiële) klanten en andere scheepswerven, de (financiële) afwikkeling van orders en personeelsaangelegenheden. De materiële staat van de doorslagen laat zeer te wensen over. De tekst is veelal slecht te lezen doordat zij verbleekt is en het handschrift van Van Raalte zelf draagt ook niet tot de leesbaarheid bij. Vanwege het cultuurhistorisch belang van de inhoud en vanuit behoudsoogpunt is besloten de bewuste 4 banden te digitaliseren. Na een aantal proeven bleek de beste optie het fotograferen van de achterzijde van de doorslag. Het gevolg is een afbeelding in spiegelschrift die vervolgens werd omgezet naar een leesbaar beeld. Om verder onderzoek te stimuleren, zijn de beelden vervolgens geupload naar www.archieven.nl.   Zo kan een geïnteresseerde vanaf een willekeurige plek de brieven raadplegen. De beschikbare viewer biedt de mogelijkheid tot vergroting zonder dat het beeld direct in kwaliteit afneemt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid gebonden bladzijden te downloaden. Vanwege de arbeidsintensiviteit (per band minimaal een dag werk) is het niet mogelijk om op korte termijn alle brievenboeken op deze wijze te digitaliseren maar zal dat geleidelijk aan moeten gebeuren.

Fotocollectie (toegang 413) 53871 (FA44988)

Joseph Ephraim van Raalte vormde samen met hoofdingenieur Martin en scheepsbouwkundig ingenieur Janszen een trio dat veertig jaar lang de Kon. Mij. De Schelde vorm gaf vanaf de oprichting in 1875. Van Raalte was tussen 1875 en 1919 algemeen directeur. Uit dien hoofde was hij verantwoordelijk voor de administratie van de Kon. Mij. De Schelde en ondertekende hij ook namens het bedrijf. Geboren in Londen, Engeland op 18 oktober 1844 komt Van Raalte naar Nederland. Bij de Haagse Metaalpletterij en ijzergieterij L.I. Enthoven&Co. is hij vanaf 1860 werkzaam. Hij werkt hij zich vanaf de werkvloer van jongste bediende tot onderdirecteur op. Zijn volgende en tevens laatste werkgever wordt de Kon. Mij. De Schelde. Hij is tijdens zijn leven in Vlissingen ook actief in het maatschappelijke leven. Naast gemeenteraadslid tussen 1880-1919 is hij onder meer voorzitter van de liberale kiesvereniging Recht en Plicht en voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Vereniging Onze Vloot. Op 27 januari 1926 overlijdt hij in Vlissingen waar hij ook begraven wordt. Martin en Janszen zijn dan al jaren eerder overleden. Van Raalte kon bogen op een uitgebreid netwerk wat de werf ten goede. kwam Zo was een familielid van hem Jacob Jacques van Raalte consul in Glasgow. Destijds was Engeland en dan met name de werven gelegen langs de Schotse rivier Clyde het industriële paradijs van Europa. Met de daar gevestigde Fairfield company onderhield de De Schelde tientallen jaren lang intensieve contacten.

maandag 31 augustus 2015

Russisch zeilschip Shtandart gedokt in het Dokje van Perry in 27-31 augustus 2015: een fotorapportage

Afgelopen dagen vond in Vlissingen het maritieme event Vlissingen Maritiem 2015 (28-30 augustus) plaats. Naast een aantal historische sleepboten en vissersschepen waren ook een aantal bijzondere gasten te bewonderen. De Koninklijke marine stuurde haar mijnenjager Zr. Ms. Urk, het Loodswezen de tender Polaris, er lag een historische reddingsboot en twee Russische zeilschepen. Rechtstreeks vanaf Sail Amsterdam kwam het grote zeilschip Mir, afgemeerd tegenover de Timmerfabriek en in het dokje van Perry kwam de Shtandart te liggen. Nu is de Shtandart geen onbekende voor Vlissingen. In augustus 2013 was zij hier ook al te bewonderen. Alleen kwam zij nu te liggen in het Dokje van Perry. Dit dokje werd in 1974 gedempt maar werd een aantal jaren geleden opnieuw uitgegraven en in oude glorie hersteld. Het is dit de tweede keer dat hierin een schip komt te liggen, zij het nog steeds in een met water gevuld dok.

Alexander van Maanen

De Shtandart is een exacte replica van het gelijknamige fregat waarvan op 24 april 1703 op de Olonestky scheepswerf nabij Olonets, Rusland de kiel werd gelegd door de Nederlandse scheepstimmerman Wybe Gerens. De opdracht tot de bouw werd gegeven door de bekende Russische tsaar Peter de Grote. Nu weten de meeste Nederlanders wel dat deze tsaar ook Nederland heeft bezocht en hier zelfs op een scheepswerf heeft gewerkt. Maar weet men ook dat Peter ook Vlissingen heeft bezocht? Weliswaar slechts een kort bezoek maar toch. In 1717 komt hij hier per schip aan. Vermoedelijk is dit schip via de niet meer bestaande toegang naar de Schelde de stad ingevaren en via de Marinesluis aangemeerd in de Dokhaven. Het Dokje van Perry was toen al aangelegd. In dezelfde Dokhaven werden in de tweede helft van de 20e eeuw diverse visfabrieksschepen door de Kon. Mij. De Schelde voor de Sovjet Unie gebouwd. Maar er is nog een relatie tussen het dokje waarin de Shtandart werd gedokt en Rusland. De ontwerper van het dokje, de voormalige Engelse marineofficier John Perry vertrok na zijn werkzaamheden in Vlissingen naar St. Petersburg waar hij betrokken was bij de aanleg van scheepswerven en dokken.

Terugkomend op Vlissingen Maritiem 2015. Op donderdag 27 augustus kwam de Shtandart in Vlissingen aan. Inmiddels waren de nodige werkzaamheden al getroffen om het feitelijke dokken mogelijk te maken. De sleepboot Hermes trok de dokdeur (bateau porte) uit de sponningen. Deze schipdeur kan drijven en werd naast de kade afgemeerd. Hierdoor was de waterstand in het dokje gelijk aan dat in de Dokhaven. Bestuursleden van de Stichting Maritiem Erfgoed Vlissingen waren tegelijkertijd bezig alles gereed te leggen voor het feitelijke afmeren. Om vier bolders werden zeg maar trossen gehangen waaraan stalen kabels werden bevestigd. Verder lagen aan weerszijden van het dokje gangways gereed. Gangways zijn loopplanken voorzien van touwen voor de nodige houvast.


Op maandag 31 augustus vond het uitdokken plaats. Rond 08.00 klonk aan boord van de Shtandart de scheepsbel, het signaal voor haar bemanning dat het aan de slag moest. Een bemanningslid klom de hoge mast in. De sleepboot Hermes werd aan de dokdeur vastgemaakt met trossen.Tegelijkertijd werd overlegd met de bemanning van de Shtandart over de volgorde dat de landvasten moesten worden losgemaakt. Als de dokdeur eruit is getrokken en alle landvasten zijn verwijderd, kan het schip het dokje achterwaarts verlaten. In een soepele boog draait het op de eigen motor, bijgestaan door een dinghy die als boegschroef dient, de Dokhaven in. Om 18.45 passeert het schip de uitkijktoren van het Arsenaal op weg naar haar bestemming: Poole, Engeland. De achterblijvers ruimen alles op. De Hermes duwt nu de dokdeur in de sponningen en de kabels e.d. worden weer opgeborgen in het pompgebouwtje.

 





Het gemeentearchief Vlissingen is het (historische) geheugen van de stad Vlissingen. Het bewaart de papieren en digitale stadsgeschiedenis voor nu en voor de toekomst. Naast ontelbaar veel papieren documenten bezit het gemeentearchief ook een omvangrijke collectie beeldmateriaal waaronder tienduizenden foto's vanaf eind negentiende eeuw tot vandaag de dag. Foto's gemaakt door professionele maar ook door amateurfotografen.Veel van deze foto's zijn al beschreven en gedigitaliseerd en via de website van het Gemeentearchief Vlissingen te zien. In de komende jaren zal de beeldcollectie grootschalig worden uitgebreid. Naast de gemeentelijke archieven beheert het gemeentearchief ook het omvanrijke archief van de Kon. Mij. De Schelde 1875-1970, een bij uitstek maritiem historische bron die onmisbaar is voor het beschrijven van de stadsgeschiedenis. Naast tienduizende foto's bevat dit Scheldearchief ook duizenden tekeningen van schepen, machines, ketels en soms kunstwerken. Een deel (namelijk de Machinefabriek)  is gedigitaliseerd en via het internet toegankelijk gemaakt voor het grote publiek. 

woensdag 25 februari 2015

99-jaar oude rij- en nummerbewijzen van Nicolaas van Eekelen weer terug in Vlissingen

Een niet weg te denken verschijning in onze samenleving. Liefkozend en bespottend aangeduid als de heilige koe. We hebben het over de auto. Alsof ie al eeuwen lang rijdt. Bijna elke gezin heeft er wel een of soms zelfs meer. En hebben gezinsleden geen auto dan hebben ze vaak wel al het rijbewijs. En daarover gaat nu dit stukje. Als geboortejaar wordt 1885 genoemd, zij het met voorgangers. In Nederland werd in 1897 voor het eerst een auto gebouwd, namelijk een Eysink. De eerste auto’s leken meer op (open) koetsen, alleen de paarden ontbraken.

Auto’s waren in de beginjaren alleen voor de elite/rijken bestemd, voor de gewone man kwam de doorbraak en de kans op een eigen auto toen de massaproductie op gang kwam. Het beroemde T-fordje is hiervan het voorbeeld.

Al snel werd duidelijk dat met de komst van auto’s en motorrijwielen de veiligheid op straat in het gedrang kwam. Naar goed Nederlands gebruik moest alles in voorschriften worden vastgelegd. In de verkeerswet van 30 december 1916 stond bijvoorbeeld dat je 16 jaar oud moest zijn wilde je motor gaan rijden en 18 jaar voor auto’s. Ook was er al sprake van een vorm van kentekenregistratie. Er werden zogenaamde nummerbewijzen uitgegeven, in de provincie Zeeland werd het nummer afgegaan door de letter ‘K’. Als je de weg opreed, diende je op de auto of motor dat nummer goed zichtbaar (op een donkerblauwe achtergrond) te tonen. Werd je aangehouden door de politie, dan moest de bestuurder rijbewijs en nummerrijbewijs overleggen.

Wanneer de eerste auto Vlissingen aandeed, weten we niet wel wanneer voor het eerst een auto in Vlissingen werd geregistreerd. Dat was in 1898, het vijfde kenteken in de provincie Zeeland. Het mooie is dat in onze beeldcollectie zelfs een foto van deze auto bewaard is gebleven.
Beeldcollectie Gemeentearchief Vlissingen FA 45745
De eerste Vlissingense en de vijfde Zeeuwse auto in 1898, eigenaar P. van Beers, Prinsenboschje K300. Auto is van het Duitse merk Stoewer

Via de heer Marco Neroni kwam een rijbewijs en een nummerrijbewijs, beide afgegeven op 27 januari 1916 aan Nicolaas van Eekelen in ons bezit. Het nummerbewijs geeft jammer genoeg niet aan of het om een auto of om een motor gaat. Wat wel duidelijk is, is dat het aantal gemotoriseerde voertuigen geregistreerd in Zeeland nog steeds vrij laag was, gelet op het nummer K1117. In het bevolkingsregister staat een Van Eekelen vermeld voor 1916. Het gaat om de metaaldraaier [bankwerker] Nicolaas geboren op 3 augustus 1887 in Bergen op Zoom. Op 2 april 1907 vestigt hij zich in Vlissingen komende uit zijn geboortestad. Hij was echter al op 3 September 1906 aangenomen bij de Kon.Mij. De Schelde tegen een uurloon van 14 cent. Het vak heeft hij vermoedelijk geleerd bij S. Neerings&Co. Machinefabriek op Bergen op Zoom. (1) Op 14 september 1910 komt ook Antonetta Louisa Johanna Hoornick vanuit haar geboorteplaats ’s Heerenhoek in Vlissingen wonen. Beiden zijn op 31 augustus dat jaar in haar geboorteplaats getrouwd. Op 10 November 1945 overlijdt Nicolaas in zijn woonplaats Vlissingen. Op 13 december verschijnt in de Provinciale Zeeuwse Courant een advertentie waarin de nabestaanden hun dank betuigen voor alle condoleances, in het bijzonder die van het personeel van de Kon. Mij. De Schelde.
Jammer genoeg is de nummerregistratie van de provincie Zeeland voor zover bekend grotendeels verloren gegaan. Zo kunnen wij (nog) niet aangeven wat de bewuste K1117 was. Nicolaas behoorde niet tot de bourgeoisie van Vlissingen. De eerste gedachten gaan uit naar een motorrijwiel en niet een auto. Ten tijde van de afgifte van de rij- en nummerbewijzen is hij werkzaam als slijper bij de draaierij in de Machinefabriek tegen een uurloon van eerst 29, later dat jaar wordt het uurloon met 2 cent verhoogd. 

Noot
1. Vermoedelijk wordt NV IJzergieterij en Machinefabriek Rogier Nerinckx Richter bedoeld.

dinsdag 13 januari 2015

Vlissingen en de Spaanse Armada van 1588 Een oorlogswimpel vertelt een uniek brokje Zeeuwse maritieme geschiedenis



 Het jaar 1568 staat in de Nederlandse geschiedenis bekend als het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Eigenlijk moeten we spreken van een opstand tegen de wettelijke heerser, te weten de Spaanse koning Filips II. Engeland koos de zijde van de opstandelingen. Voor de stad Vlissingen zou dat grote gevolgen hebben want het werd in 1585 samen met onder meer het fort Rammekens in onderpand gegeven aan de Engelse kroon tot in 1616.

In 1588 besluit de Spaanse kroon tot een invasie van Engeland. Een grote vloot bekend als de Spaanse of Onoverwinnelijke Armada werd uitgerust en uitgezonden. De bedoeling was dat generaal Alexander Farnese, hertog van Parma met een troepenmacht de Noordzee zou oversteken en Engeland binnenvallen. Het liep echter anders. De Spaanse vloot werd vernietigend verslagen door de Engelse vloot. Nederlandse schepen onder het commando van Justinus van Nassau droegen hun steentje bij. Twee Spaanse galjoenen strandden bij Vlissingen, namelijk de San Felipe en de San Mateo waarvan de laatste bij fort Rammekens. Uit ooggetuigeverslagen blijkt dat men getracht heeft beide schepen te redden en naar de Vlissingse haven te brengen. Dit is vermoedelijk niet gelukt al is er een intrigerende vermelding over de verkoop van een Spaans galjoen te Vlissingen. Wat resteert van deze gebeurtenissen is een deel van de oorlogswimpel van de San Mateo.
Museum De Lakenhal, Leiden

Prent vervaardigd door Daniël Veelwaard 1776-1851. Objectnummer RP-O-0B-66.606. Rijksmuseum Amsterdam



Scheltema beschreef in 1825 hoe het galjoen van Diego de Piementel werd veroverd door de kleine Zeeuwse dremmelaars of poonschuiten. Hij verhaalde dat een groot galjoen uit Biscaye werd aangevallen door een Zeeuws oorlogsschip en veroverd. Het zonk echter met man en muis vanwege de grote schade opgelopen door het geschutsvuur. De volgende passage uit zijn boek (p. 177-178) verhaalt wat er zich toen afspeelde. ‘Het heeft mij leed gedaan, den naam van den koenen veroveraar niet te hebben kunnen opsporen. Hij was de eenigste held, die het heeft durven wagen, om een galjoen te enteren. Zijn lijk is opgevischt, en met krijgsmans eere en met de Spaansche vlag op de kist, te Vlissingen begraven. De vlag werd in de kerk boven zijn graf gehangen. De twee Portugese galjoenen St. Philippus (1) en St. Matthaeus (2) gingen ook verloren. Francisco de Toledo wist, vergezeld van enkele edellieden, veilig Oostende te bereiken om vervolgens gevangen te worden genomen door de Engelsen. Zijn schip werd veroverd door de Vlissingers. De Piementel commandeerde het tweede galjoen dat tijdens het gevecht zwaar beschadigd werd en gevaar liep te zinken. Een visser die als loods fungeerde, manoeuvreerde [bewust] het galjoen zodanig dat het terecht kwam tussen de zandbanken voor Sluis met zonder uitzicht om te kunnen ontkomen. Het werd aangevallen door Hollandse en Zeeuwse dremmelaars waarbij veertig Spanjaarden sneuvelden. De Spaanse vlag werd gestreken en de De Piementel overgebracht naar het schip van vice admiraal Pieter van der Does. Een poging beide galjoenen naar Vlissingen te brengen mislukte, toen ze vanwege de opgelopen schade zonken. De gewonde overlevenden werden verzorgd en naar Vlaanderen gestuurd. De gezonde overlevenden, circa 150 man, gingen naar Holland om te worden uitgewisseld of tegen betaling van losgeld.

Jan Wagenaar (p. 286-287) schreef in 1792 dat de Spaanse Armada tot de aftocht gedwongen werd toen op 2 September de Engelsen branders inzetten. Verder vermeldde hij dat het galjoen van Don Diego de Piementel geheel reddeloos geschoten was en onder Duinkerken veroverd werd door vice admiraal Van der Does. Het door Van der Does veroverde wimpel werd opgehangen in de kerk te Leiden. De Piementel werd in Den Haag ondervraagd en verklaarde dat de Spaanse aanval was gericht op Engeland en niet gericht op de Lage Landen. Een tweede Spaans schip strandde bij Blankenburg en werd vanuit Oostende geplunderd.

K.J.S. Boston (p. 86) schreef dat de wimpel van het Spaanse galjoen San Mateo door Pieter van der Does (1562-1699) in hetzelfde jaar was meegenomen naar Leiden waar ‘hij toen hij nog in de Pieterskerk hing, van het gewelf tot op de grond reikte’. In de collectie van het Leidse museum De Lakenhal is van de wimpel een restant bewaard gebleven. De wimpel heeft als collectienummer 3186, heeft nu als afmetingen 391 x 294,5cm met als materiaal beschilderd linnen.

Er bestaan ook ooggetuigeverslagen van overlevenden aan Spaanse zijde. Deze zijn deels gepubliceerd in de zogenaamde Calendar of State papers Simancas.

Een bericht d.d. 28 Augustus (Paris Archives, K.1567) vermeldt dat de San Mateo op een zandbank nabij Vlissingen liep bij gebrek aan een goede loods. Ze werd aangevallen door twintig schepen afkomstig uit Vlissingen. Toen duidelijk werd dat het galjoen niet te redden was, capituleerde haar commandant. De zieken en gewonden aan boord werden naar Vlaanderen gebracht, de rest gevangen genomen om losgeld te kunnen eisen. Pimenet werd, bewaakt door vier man, naar Vlissingen gebracht. Volgens hetzelfde bericht telden de aanvallers 300 doden en gewonden in hun lederen.

De hertog van Parma schreef op 29 augustus (Estado 594) aan zijn koning dat volgens ingewonnen informatie de San Mateo naar Vlissingen was opgebracht. Zwaar beschadigd als gevolg van de gevechten zonk zij in de haven. De vijand (lees de Zeeuwen en Hollanders) kregen niet eens de kans van boord te gaan. De San Felipe die ook naar Vlissingen werd gebracht zonk eveneens.

Ook Pedro Coco Calderon (24 September Guerra, 221) beschreef wat er met de twee galjoenen gebeurde. Beide schepen waren zwaar beschadigd tijdens de gevechten. Bij de San Felipe waren vijf van haar kanons aan stuurboordzijde buiten gevecht gesteld. Een Italiaanse kanonnier die later ook sneuvelde, maakte een van haar zware kanons onbruikbaar. Haar bovendek was vernietigd, beide pompen stuk, de tuigage weggeschoten, in feite was het een wrak. Don Francisco de Toledo weigerde zich over te geven. Uiteindelijk werd zij te hulp geschoten door de hulk Doncella. Deze trof de San Felipe in zinkende staat aan en nam 300 van haar opvarenden aan boord. De San Mateo was zo doorzeefd dat ook zij zinkende was. De pompen konden het binnenstromende water niet aan. Ook zij is gedwongen om hulp te vragen waarop het Spaanse vlagschip een duiker zond. Deze was in staat enkele lekken te stoppen. Zowel de San Mateo en de San Felipe raakten achter op en verdwenen uit het zicht van Calderon. Hij wist dan ook niet wat met beide schepen gebeurd is. Het gerucht ging dat zij op de zandbanken verloren gingen.

In 2012 verscheen een door het Zeeuws Archief uitgegeven transcriptie van de resoluties van de gecommitteerde raden van de Zeeuwse Admiraliteit. Diverse keren wordt vermeld dat kanons, afkomstig van Spaanse schepen, worden hergebruikt op Zeeuwse oorlogsschepen. De kanons waren opgeslagen in Vlissingen en de Vlissingse equipagemeester Pieter Willemssen was verantwoordelijk voor de uitgifte.

Voorbeelden van hergebruik zijn bijvoorbeeld het besluit d.d. maandag 22 augustus om vier van de zwaarste kanons te plaatsen op het fort van Den Haeck. Op donderdag 22 September moesten twee metalen kanons afkomstig van het Spaanse galjoen worden verstrekt aan kapitein Evert Hendricx voor plaatsing op diens schip. De volgende dag moest Willemsen bovendien ook aan vice admiraal Joos de Moor twee kanons af staan, afkomstig van het Spaanse galjoen welke te Vlissingen was binnengebracht.

Een vermelding is echter intrigerend. Op dinsdag 3 januari 1589 komt een verzoek van de Arnemuidense burger Jan Dirricxzoon Bieselinghe op tafel. Jan verzoekt kwijtschelding van circa 40 pond Vlaams verschuldigd aan de vendumeester Jongeleyns voor de aankoop van het Spaanse galjoen te Vlissingen. Uiteindelijk krijgt hij uitstel van voor een periode van drie maanden. 

For a  summary in English

Bronnen
K.J.S. Boston. Hart voor Leiden. Jan van Hout (1542-1609), stadssecretaris, dichter en vernieuwer, 2009.
José Luis Casado Soto. Los barcos espanoles del sig. XVI y la Gran Armada de 1588.
Quirino da Fonseca. Os porugueses no mar.
Jacobus Scheltema. De uitrusting en ondergang der onoverwinnelijke vloot van Philips den Tweeden Koning van Spanje, in 1588.
J.C.A. Schokkenbroek. ‘Wherefore Serveth Justin with his Shipping of Zeeland?’The Dutch and the Spanish Armada, 1588’ in: God’s Obvious Design. Papers for the Spanish Armada Symposium, Sligo, 1988. ed. Gallager, P. en Cruickshank, D.W.
Jan Wagenaar. Vaderlandsche historie, vervattende de geschiedenissen der nu Vereenigde Nederlanden, inzonderheid die van Holland, van de vroegste tijden af: etc. 8e Deel, 1792.
Calendar of State papers Simancas: August 1588, 26-31 gepubliceerd op www.british-history.ac.uk (BHO-British History Online)
Resolutiën van de Gecommitteerde Raden ter Admiraliteit in Zeeland 1584-1648. Deel 1 1584-1591. Zeeuws Archief, Middelburg, 2012.

Noten
1. Gebouwd 1583. Meting 800 toneladas sueldo/510 toneles machos met als afmetingen 32,50 x 9,70 x 5,17, bewapening 40 kanons en een bemanning van 532 koppen (117 zeelieden en 415 soldaten). Officieren aan boord waren onder meer Juan Poza de Santiso en don Francisco de Toledo. De Portugese galjoenen behoorden tot de beste schepen van de Spaanse Armada.
2. Gebouwd 1580. Meting 600-900 toneladas sueldo/490 toneles machos met als afmetingen 32,07 x 9,57 x 5,10, bewapening 34 kanons en een bemanning van 397 koppen (120 zeelieden en 277 soldaten). Officieren aan boord waren onder meer don Diego Pimentel, don Rodrigo de Vivero en don Luis Vanegas.


zondag 23 november 2014

Het linieschip Goes gebouwd op de Admiraliteitswerf te Vlissingen in 1779-1781

In onze werkkamer hangt aan de muur een enigszins naïef aandoend maar kleurrijk schilderij van de hand van G. Brakkee. Het is geschilderd aan de hand van een prent uit 1779 en het stelt de Admiraliteitswerf in Vlissingen in dat jaar voor. Het is een gezapige voorstelling. Een schip dat in de spanten staat, een aantal scheepslieden aan het werk en op de achtergrond het -niet meer- bestaande Arsenaal, een oorlogsschip en een drietal kleinere scheepjes. De werkelijkheid ligt echter anders.

Het bewuste schilderij van G. Brakkee

Het origineel zoals zich dat bevindt in de Topografische Atlas HTA0354, zij het dat ik de sierranden en de onderstaande tekst heb weggesneden. J. Arends schreef dat hij de werf had weergegeven gezien vanuit de mastloods. Het onderschrift luidt verder 'Dit 's Zeelands ruime Werv, waar op een zeekasteel Gebouwd werd en getuigd, om fier ten krijg te vaaren.

In de 18e eeuw was de vloot van de Republiek der Verenigde Nederlanden slechts een flauwe schim van de 17e eeuwse. Door voortdurend geldgebrek werd nauwelijks nog nieuwbouw gepleegd laat staan dat schepen werden uitgerust. Dit gold ook voor de Zeeuwse admiraliteit met werven in Vlissingen, Veere en Zierikzee waarbij Vlissingen de grootste was. Bijkomend geluk was dat de Republiek niet zoals een eeuw eerder bijna voortdurend in oorlog was. Sinds stadhouder Willem III koning werd van Engeland, waren beide staten bondgenoten. Alleen ten tijde dat de prent in 1779 werd gemaakt, waren de tijden veranderd. De Republiek raakte steed meer betrokken bij de Amerikaanse Vrijheidsoorlog toen deze kolonie zich van het moederland Engeland wilde los maken. Vanuit het eiland St. Eustatius bekend als de Golden Rock werden wapens en munitie geleverd aan de opstandelingen. De Republiek koos niet de partij van Engeland toen Frankrijk dit land in 1778 de oorlog verklaarde, maar koos ervoor zich aan te sluiten bij de neutrale staten als Denemarken en Rusland. In 1780 verklaarde Engeland de Republiek de oorlog die formeel pas in 1784 eindigde. Een uitgebreid bouwprogramma moest de Republiek weer tot een belangrijke zeemacht maken. De Goes stond al op stapel toen de oorlog uitbrak, maar al snel werden nog twee grote schepen op stapel gezet. 

Op zowel de prent als het bewuste schilderij staat een schip in aanbouw afgebeeld met op de achtergrond nog twee schepen, waarvan minimaal een ook een oorlogsschip is. Jammer genoeg worden geen namen genoemd. Betekent dit dan dat het een anoniem geheel wordt? Neen, de rekeningen van de Vlissingse equipagemeester Maarten Haringman bieden uitkomst.

In 1779-1780 was Haringman verantwoordelijk voor de uitrusting van vijf grote en twee kleinere oorlogsschepen. Het oorlogsschip dat op de achtergrond bij het Arsenaal zichtbaar is, is vermoedelijk een van deze vijf schepen. Dit waren de Zierikzee (1733), Zuijdbeveland (1746), St. Maartensdijk (1756), Brunswijk (1761) en Walcheren (1767). Op de St. Maartensdijk na waren deze schepen alle te Vlissingen gebouwd; tussen haakjes het bouwjaar. 

Detailopname van het schip op stapel staande

Model NG-MC-265, Rijksmuseum Amsterdam, Originele url

Volgens het Rijksmuseum stelt dit model de Zeeland voor, gebouwd in 1782 op de Vlissingse Admiraliteitswerf. Het model is afkomstig uit de Marine Modellenkamer en is destijds beschreven door Obreen als zijnde de Stad Goes uit 1781. De Goes behoorde tot het vierde charter met als afmetingen van 154 x 43 x 19 voet, een bewapening van 50-58 kanons en een bemanning van 300 koppen. In 1781 was Stavorinus haar commandant. In 1797 werd het schip tenslotte gesloopt.

Haringman vermeldt ook de aanbouw (in 1780) van een nieuw oorlogsschip genaamd Goes, dit is het schip wat op het schilderij in aanbouw was. De bouw van zo'n schip was een bron van inkomsten voor de plaatselijke middenstand en nijverheid. Zo kreeg Berbera Flaman ƒ 03:06:03 voor het naaien van vlaggen, de weduwe Cappelle ƒ 03:18:08 voor het leveren van katoen voor dezelfde vlaggen en Pieter Steve kreeg ƒ 64:07:00 voor het gieten van metalen harten voor de blokken. De Goes werd gebouwd door meester timmerman Jacobus van Drongelen. Dezelfde Van Drongelen ontwierp ook de 1780-1781 aangelegde kielkade. De tewaterlating op 21 mei 1781 ging onder het genot van enige wijn, zo werden 8 stoop [=192 liter] wijn geleverd. Bij het dopen op 23 December 1780 waren 21 bodders wijn geleverd. In deze jaren werden nog twee oorlogsschepen op stapel gezet.  Hiervoor was zelfs de aanleg van een extra scheepshelling nodig. Het betreft de Zeeland (172 x 46 6/11 x 21'5" voet) en de Tholen (159 x 42 x 16 voet), beide gebouwd door meester timmerman Willem Udemans afkomstig van de V.O.C. werf te Middelburg. Dat in Vlissingen gebrek was aan genoeg deskundig personeel blijkt uit het geregeld inzetten van personeel van de V.O.C. werf. Sterker nog, in 1781  werden respectievelijk 15 en 22 timmerlieden afkomstig uit Groningen en de Ommelanden naar Vlissingen gehaald.

Historisch Topografische Atlas Gemeentearchief Vlissingen cat.nr. 1411
Een deel van de Staatse vloot liggende ter hoogte van Rammekens rond 1783, De Goes wordt aangeduid met de letter B