Totaal aantal pageviews

Posts tonen met het label 19e eeuw. Alle posts tonen
Posts tonen met het label 19e eeuw. Alle posts tonen

maandag 12 februari 2018

Boren, schaafbanken en hamers De bedrijfsinventaris van de Kon. Mij. De Schelde tussen 1875-1884


Vreemd genoeg gaat het bijna altijd om de schepen en het personeel als de geschiedenis van een scheepswerf aan bod komt. Soms is er aandacht voor de opstallen als loodsen, hellingen etc., maar het gereedschap en verdere bedrijfsinventaris wordt veelal genegeerd. Vreemd, want zonder staal, schaven, boren, hamers gebeurt er niet veel.

Fotocollectie 413. 29755

De scheepswerf Kon. Mij. De Schelde werd in 1875 opgericht op het terrein van de voormalige marinewerf waar een deel van de opstallen als de kleine kappen en het dok van Perry nog aanwezig was. In een omslag met een deels in slechte staat verkerende stukken uit de jaren 1875-1884 wordt uitgebreid verslag gedaan van wat er aanwezig is aan opstallen en wat er in stond. Ook de gevolgen van de branden in de nacht van 8 april 1879 (in de gieterij). 1 juli 1881 en in de nacht van 12 op 13 juni 1884 komen aan bod. De brand van 1881 was dramatisch waarbij onder meer de machinefabriek annex ketelmakerij verloren ging. Ook de brand van 1884 moet niet worden onderschat. Een deel van de gebouwen (hulpmachinefabriek en schilderwerkplaats ging met de bedrijfsinventaris hierbij verloren of was zwaar beschadigd. Geluk bij ongeluk was de werf goed verzekerd, namelijk voor een bedrag van ƒ 1.134.000,00. Een commissie van assuradeurs bijgestaan door schade experts ging aan de slag. In juli werd een recapitulatie opgesteld, totaal schadebedrag ƒ 83.068,31 waarvan 56.741,84 voor verloren gegane machines, gereedschappen en goederen. Dat alles moest worden vervangen door nieuw hetzij tweedehands. Een deel van de machines was al tweedehands aangekocht zoals voor ƒ 2.376 een punching+shearing machine van het ponsen van gaten, afkomstig van Robert Harvey&Co., Glasgow, Schotland.


Uit de lijsten uit 1876 komt duidelijk naar voren wat in eigen beheer werd aangemaakt of was aangekocht werd. Zo werd voor de houten scheepsbouw een zaagraam met gasmachine aangekocht maar de zaagblokken en banken zelf gemaakt. Duidelijk blijkt dat de werf dan nog op twee benen hinkt, namelijk de bouw van houten en de bouw van ijzeren schepen.

Vanwege de deels slechte staat is er voor gekozen de stukken te DIGITALISEREN waardoor het mogelijk werd deze via het internet aan het publiek aan te bieden.

Bron
Archief Kon. Mij. De Schelde 1875-1970 inv.nr. 135 (Gemeentearchief Vlissingen).

donderdag 17 november 2016

De brievenboeken van Scheldedirecteur Jos van Raalte 1878-1909



 In het directiearchief van de Kon. Mij. De Schelde 1875-1970 (toegang 214) bevinden zich, naast de algemene serie brievenboeken over de jaren 1875-1900 inv.nrs. 24-195), ook 4 brievenboeken van directeur Van Raalte. Deze vier boeken (inv.nrs. 302-305) hebben betrekking op de periode 2 mei 1878-30 augustus 1909 en bestaan uit in 4 banden ingebonden zogenaamde doorslagen van verzonden brieven. Van de tekst van het origineel, m.a.w. de verzonden brief, wordt via een carbon techniek een kopie gemaakt op een tweede vel papier. De tekst werd als het ware doorgedrukt of doorgeslagen. De op deze wijze verkregen kopie of doorslag is gemaakt van zeer dun papier. De inhoud van de brieven is divers en varieert van het verkrijgen van orders, het onderhouden van contact met (potentiële) klanten en andere scheepswerven, de (financiële) afwikkeling van orders en personeelsaangelegenheden. De materiële staat van de doorslagen laat zeer te wensen over. De tekst is veelal slecht te lezen doordat zij verbleekt is en het handschrift van Van Raalte zelf draagt ook niet tot de leesbaarheid bij. Vanwege het cultuurhistorisch belang van de inhoud en vanuit behoudsoogpunt is besloten de bewuste 4 banden te digitaliseren. Na een aantal proeven bleek de beste optie het fotograferen van de achterzijde van de doorslag. Het gevolg is een afbeelding in spiegelschrift die vervolgens werd omgezet naar een leesbaar beeld. Om verder onderzoek te stimuleren, zijn de beelden vervolgens geupload naar www.archieven.nl.   Zo kan een geïnteresseerde vanaf een willekeurige plek de brieven raadplegen. De beschikbare viewer biedt de mogelijkheid tot vergroting zonder dat het beeld direct in kwaliteit afneemt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid gebonden bladzijden te downloaden. Vanwege de arbeidsintensiviteit (per band minimaal een dag werk) is het niet mogelijk om op korte termijn alle brievenboeken op deze wijze te digitaliseren maar zal dat geleidelijk aan moeten gebeuren.

Fotocollectie (toegang 413) 53871 (FA44988)

Joseph Ephraim van Raalte vormde samen met hoofdingenieur Martin en scheepsbouwkundig ingenieur Janszen een trio dat veertig jaar lang de Kon. Mij. De Schelde vorm gaf vanaf de oprichting in 1875. Van Raalte was tussen 1875 en 1919 algemeen directeur. Uit dien hoofde was hij verantwoordelijk voor de administratie van de Kon. Mij. De Schelde en ondertekende hij ook namens het bedrijf. Geboren in Londen, Engeland op 18 oktober 1844 komt Van Raalte naar Nederland. Bij de Haagse Metaalpletterij en ijzergieterij L.I. Enthoven&Co. is hij vanaf 1860 werkzaam. Hij werkt hij zich vanaf de werkvloer van jongste bediende tot onderdirecteur op. Zijn volgende en tevens laatste werkgever wordt de Kon. Mij. De Schelde. Hij is tijdens zijn leven in Vlissingen ook actief in het maatschappelijke leven. Naast gemeenteraadslid tussen 1880-1919 is hij onder meer voorzitter van de liberale kiesvereniging Recht en Plicht en voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Vereniging Onze Vloot. Op 27 januari 1926 overlijdt hij in Vlissingen waar hij ook begraven wordt. Martin en Janszen zijn dan al jaren eerder overleden. Van Raalte kon bogen op een uitgebreid netwerk wat de werf ten goede. kwam Zo was een familielid van hem Jacob Jacques van Raalte consul in Glasgow. Destijds was Engeland en dan met name de werven gelegen langs de Schotse rivier Clyde het industriële paradijs van Europa. Met de daar gevestigde Fairfield company onderhield de De Schelde tientallen jaren lang intensieve contacten.

vrijdag 10 juni 2016

De Ruyter in beeld: 200 jaar marineschepen genaamd De Ruyter

Op weg naar Vlissingen 22 juni 2016, foto Ron van Maanen

12 juli 2008 Vlootdagen Den Helder, foto Ron van Maanen

Op woensdag 22 juni 2016 zal in de Buitenhaven van Vlissingen het Nederlandse luchtverdedigings- en commandofregat Zr. Ms. De Ruyter (F804) afmeren. Zij keert hiermee terug naar haar geboorteplek waar zij op 1 September 2000 op stapel gezet werd. De Ruyter maakt samen met haar zusterschepen Evertsen, Tromp en De Zeven Provinciën deel uit van de De Zeven Provinciën. Internationaal staan deze schepen in hoog aanzien als het gaat om design en prestaties, waarbij zeker de radarapparatuur van wereldallure is. De stad Vlissingen heeft daarnaast een speciale band met dit fregat, als het ware een vorm van adoptie.

De stad Vlissingen heeft een maritieme geschiedenis die al eeuwen terug gaat en waarvan marineschepen een onlosmakelijk deel van uitmaakten en maken. De Koninklijke Marine bestaat misschien pas 200 jaar, het is de directe opvolger van de uit de 16e eeuw daterende Admiraliteiten. Zeeland had haar eigen admiraliteit met onder meer in Vlissingen een eigen scheepswerf. In 1814 vestigde ook de Koninklijke Marine een nieuwe scheepswerf, deels op het terrein van de oude admiraliteitswerf. Nadat de marinewerf was gesloten, zou in 1875 de Kon. Mij. De Schelde het terrein in gebruik nemen en onder meer marineschepen bouwen.

De Koninklijke Marine kan dus bogen op een rijke en roemvolle geschiedenis en vasthoudend aan tradities vertaalt dit zich ook in het vernoemen van haar schepen. De Zeven Provinciën-klasse is hiervan een mooi voorbeeld door het terugblikken naar de 17e eeuw toen de Republiek der Nederlanden een wereldmacht was en in dezelfde eeuw ook grotendeels in strijd met andere landen als bijvoorbeeld het Verenigd Koningrijk. Uit die tijd dateren roemruchte namen als Evertsen, Tromp en natuurlijk niet te vergeten onze grootste zeeheld, de in Vlissingen geboren De Ruyter. Sinds 1814 zijn diverse schepen De Ruyter gedoopt. Een ander voorbeeld is Karel Doorman, die tijdens de Tweede Wereldoorlog sneuvelde en wiens naam nu het grootste Nederlandse marineschip ooit voert.

Het Gemeentearchief Vlissingen maakt gebruik van het aanstaande bezoek van Zr. Ms. De Ruyter door te duiken in de rijke collecties aan beelden en prenten die zij beheert, om de schepen die sinds 1814 De Ruyter werden genoemd in beeld te brengen.

Linieschip in de tropen

1. Het linieschip van 80 kanons Admiraal de Ruyter dat op 19 november 1808 op de marinewerf te Amsterdam te water werd gelaten. Echt lang dienst heeft het niet gedaan. Oktober 1815 vertrok het naar het toenmalige Nederlands Oost-Indië waar het in 1816 aankwam. Datzelfde jaar werd het al afgekeurd! Als wachtschip van de koloniale marine deed het dienst te Soerabaja om in 1818 gesloopt te worden.

Model Rijksmuseum Amsterdam, Netherlands. Original source

Als fregat met hulpstoomvermogen rond 1862

Als gepantserde stoombatterij in de Dokhaven, tekening Ron van Maanen

2. De tweede De Ruyter is echt een Vlissings schip en een mooi voorbeeld van de technische ontwikkelingen in de 19e eeuw, van zeil naar zeil met hulpstoomvermogen naar alleen stoomvermogen en uiteindelijk zelfs verbouwd tot een gepantserde stoombatterij. Lessen geleerd in de Krimoorlog en de Amerikaanse Burgeroorlog werden toegepast, waarbij de Vlissingense marinewerf met marine-ingenieurs Turk en Tideman een hoofdrol speelde. In 1831 werd zij op stapel gezet als een linieschip van 74 kanons, echter halverwege de bouw geraseerd tot een 50 kanons-fregat (1850) om uiteindelijk in 1853 als zeilfregat 1e klasse te water worden gelaten. Dat heeft niet lang geduurd want in 1860 werd deze De Ruyter verbouwd tot fregat met hulpstoomvermogen. De grote gedaanteverwisseling liet niet lang op zich wachten, want twee jaar later startte de verbouwing tot een drijvende batterij die uiteindelijk uitmondde in een gepantserde versie. Veel plezier heeft de marine van het schip dat de Scheldemonding moest verdedigen niet gehad. In 1874 werd het voor de sloop verkocht.

3. Het schroefstoomschip 1st klasse Zr. Ms. Koningin Emma der Nederlanden werd op 6 november 1876 op de Rijkswerf te Amsterdam als De Ruyter op stapel gezet en op7 januari 1879 herdoopt.

GA Vlissingen 414.25321

4. Het schroefstoomschip 1e klasse Zr. Ms. De Ruyter was opnieuw een Amsterdamse aangelegenheid. Op 7 januari 1879 op stapel gezet op de Rijkswerf aldaar, te water gelaten op 22 september 1880 werd zij op 1 mei 1885 in dienst gesteld. In 1900 werd het schip voor de sloop verkocht.

Gemeentearchief Vlissingen 413.57871

5. De vierde De Ruyter werd opgevolgd door een pantserschip, op stapel gezet op 12 mei 1900 bij de maatschappij voor scheeps- en werktuigkundebouw Fijenoord te Rotterdam en deed onder meer dienst in Nederlands Oost-Indië om uiteindelijk in 1924 voor de sloop te worden verkocht.

tekening Alexander Mari van Maanen

Foto gemaakt 23 oktober 1926
Gemeentearchief Vlissingen Collectie Kon. Mij. De Schelde 513.1625.

6. Met de zesde De Ruyter is eindelijk weer de Vlissingse scheepsbouw in beeld. Op 28 augustus 1925 wordt bij de Kon. Mij. De Schelde een torpedobootjager uit de zogenaamde Admiralen-klasse op stapel gezet die de naam De Ruyter krijgt. Zij het niet voor lang. Want als begonnen wordt met misschien wel de meest bekendste De Ruyter sinds 1814, namelijk de lichte kruiser, krijgt op 1 oktober 1934 de torpedobootjager de nieuwe naam Van Ghent. Eigenlijk wordt daarmee een ander draadje met de Vlissingese geschiedenis opnieuw verbonden. Van Ghent was namelijk de eerste commandant van het zogenaamde Regiment de Marine, het huidige Korps Mariniers. Dit schip liep op 15 februari 1942 op een rif van het eiland Bamidjo, Nederlands Oost-Indië en moest worden verlaten door haar bemanning. Deze stak haar in brand om te voorkomen dat Japan het in bezit kon nemen. Japanse bommenwerpers bombardeerden het wrak overigens nog dezelfde dag.

Gemeentearchief Vlissingen 413.14846. Foto Dert

Twee van de zes waterpijpketels gemaakt bij de Kon. Mij. De Schelde
Gemeentearchief Vlissingen. Collectie Kon. Mij. De Schelde 513.3100

Tandwieloverbrenging gemaakt bij de Kon. Mij. De Schelde
Gemeentearchief Vlissingen. Collectie Kon. Mij. De Schelde 513.2847

7. De lichte kruiser De Ruyter werd niet gebouwd in Vlissingen, maar bij Wilton Fijenoord. Het is jammer dat de opdracht niet naar De Kon. Mij. De Schelde ging. Maar vanuit Vlissingen werden wel onder meer de waterpijpketels en de tandwieloverbrenging geleverd. En ja, zonder voortstuwing kom je niet ver. Het was dit schip dat op 27 februari 1942 ten onder ging in de slag in de Javazee waarbij een geallieerd eskader het zonder succes opnam tegen de Japanse vloot. Op dat moment was schout-bij-nacht Karel Doorman opperbevelhebber van het geallieerde eskader en deed de De Ruyter dienst als zijn vlagschip.  Hij ging samen met zijn schip ten onder, van haar bemanning verloren 345 man het leven. Na de Tweede Wereldoorlog werd de naam Karel Doorman door de Koninklijke Marine tot vier keer toe aan een marineschip gegeven, onder meer het joint support schip dat gebouwd werd onder auspiciën van Damen Schelde Naval Shipbuilding te Vlissingen.


Anno 1953, tekening Alexander Mari van Maanen

Als de Almirante Grau in 2010, tekening Alexander Mari van Maanen

A.G. Mes. Gemeentearchief Vlissingen 414.4422

A.G. Mes. Gemeentearchief Vlissingen 414.4423

8. De achtste De Ruyter, opnieuw een lichte kruiser, zou een voorbeeld worden van het hoge niveau van de Nederlandse scheepsbouw. De romp werd al op 5 september 1939 op stapel gezet, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog werd het schip pas op 18 november 1953 in dienst gesteld. Aanvankelijk zou ze De Zeven Provinciën worden gedoopt, maar deze naam werd aan haar zusterschip gegeven. Na zo’n 20 jaar dienst werd besloten dat beide kruisers niet meer geschikt waren voor de Nederlandse (marine) eisen en De Ruyter uit dienst werd gesteld en op 13 oktober 1972 werd verkocht aan Peru. In dienst gesteld als de Almirante Grau in 1973 is zij nog steeds in actieve dienst. Sterker nog het is de laatste in actieve dienst zijnde zogenaamde 'gun-cruiser' ter wereld. Met gun-cruiser wordt een kruiser bedoeld waarvan de hoofdbewapening (in haar geval 12cm kanons) bestaat. Zij wordt nog geregeld gemoderniseerd en staat ondanks een romp van respectabele leeftijd (bijna 80 jaar) nog steeds haar mannetje.

Gemeentearchief Vlissingen. Collectie Kon. Mij. De Schelde KMS 80050

Brughuis met koepel, foto Ron van Maanen

De koepel van binnen, foto Ron van Maanen

9. Doordat de Koninklijke Marine afscheid moest nemen van haar twee grootste oppervlakte eenheden was vervanging een noodzaak geworden. Al in de zestiger jaren was samen het Verenigd Koninkrijk begonnen aan de ontwikkeling van een nieuw fregat. Beide landen sloegen uiteindelijk een eigen weg in. Voor Nederland betekende dat de ontwikkeling van het geleide wapenfregat waarvan er twee zouden worden gebouwd, te weten De Ruyter en de Tromp. De Ruyter werd gebouwd in een bouwloods, iets wat in Nederland voor de bouw van oorlogsschepen nauwelijks werd gedaan. Op 22 december 1971 werd zij op stapel gezet om op 3 juni 1976 in dienst te worden gesteld. De opzet was dat zij als vlagschip dienst deed van een Nederlandse onderzeebootbestrijdingsgroep. In 1980 voer deze De Ruyter de Thames op en voer onder de Tower bridge door om af te meren langs de British kruiser HMS Belfast. Misschien een herhaling van de tocht naar Chatham in 1667? In ieder geval trok haar aankomst in London veel aandacht. Bij de viering van 300e jaar geboortedag van De Ruyter in 2007 nam de Britse Marine met de typisch onderkoelde Britse humor wraak door de HMS Chatham te sturen.  Op 3 oktober 2001 werd deze De Ruyter uit dienst gesteld. De geleide wapenfregatten trokken met hun ontwerp en prestaties internationaal de aandacht, zeker gelet op de grote radarkoepel bovenop de brug. Deze metershoge bol diende ter bescherming van de 3D-radar, De koepel had ook een bijnaam namelijk Kojak (bol). De naam Kojak refereert aan de Amerikaanse tv acteur Teddy Savalas die in 1973-1978 een politie-inspecteur speelde en zijn hoofd kaal schoor als een biljartbal. Brughuis met koepel zijn bewaard gebleven en tegenwoordig opengesteld voor het publiek op het terrein van de voormalig Rijkswerf te Den Helder.

12 juli 2008 Vlootdagen Den Helder, foto Ron van Maanen

12 juli 2008 Vlootdagen Den Helder, foto Ron van Maanen

10. Ook de tiende De Ruyter is weer een Vlissings product. In september 2000 werd de bouw begonnen door de Koninklijke Schelde Groep BV (het huidige Damen Schelde Naval Shipbuilding). In dienst gesteld op 22 april 2004 zou het eerste fregat binnen de Koninklijke Marine worden met een vrouwelijk commandant, namelijk Jeanette Morang. Het schip deed onder meer dienst in de Golf van Aden voor de bestrijding van artillerie.

Op weg naar Vlissingen 22 juni, op de achtergrond Breskens zichtbaar, foto Ron van Maanen
Op weg naar Vlissingen 22 juni, op de achtergrond Breskens zichtbaar, foto Ron van Maanen

dinsdag 26 april 2016

Bruno Joannes Tideman en zijn Memoriaal van de Marine uit 1876-1880


Inleiding
Tussen 1876-1880 verscheen een standaardwerk over de Nederlandse scheepsbouw dat bij het grote publiek niet tot nauwelijks bekend is. Voor iedereen geïnteresseerd in de industriële geschiedenis in het algemeen en in de maritieme geschiedenis in het bijzonder is dit Memoriaal van de Marine een absolute ‘must’. Omdat, voor zover bekend, slechts enkele exemplaren beschikbaar zijn bij musea en aanverwante culturele instellingen heeft het Gemeentearchief Vlissingen gemeend het boek te moeten digitaliseren en beschikbaar te stellen via Open Cultuur Data. Drie van de in het Memoriaal beschreven schepen namelijk de Buffel in Hellevoetsluis, de ook in Vlissingen bekende Schorpioen en de Bonaire, beide in Den Helder,  bestaan tot op de dag vandaag!

De Bonaire te Den Helder anno 2007

De Buffel, te Rotterdam op 23 december 2013, tegenwoordig te Hellevoetsluis

De Schorpioen te Den Den Helder

De auteur
Bruno Joannes Tideman (1834-1883) was de belangrijkste Nederlandse 19e eeuwse marine-ingenieur. Net als zijn collega's bezocht hij buitenlandse marines en werven en voerde een uitvoerige correspondentie om de ontwikkelingen in het vak scheepsbouw bij te houden. In tegenstelling tot vaak wordt gedacht, werd binnen de Koninklijke Marine wel degelijk gekeken naar wat elders gebeurde en weliswaar- soms met jaren vertraging- ook hier doorgevoerd. Tideman was én iemand uit de praktijk én iemand die scheepsbouw vanuit een wetenschappelijke invalshoek benaderde.Tideman nam ook proeven met modellen om zo optimale rompvormen te ontwerpen. Vandaag de dag wordt dat nog steeds gedaan.

Loopbaan bij de Koninklijke Marine
Tideman begon zijn loopbaan op de marinewerf in Vlissingen in 1857. Deze marinewerf is ondanks haar relatief korte bestaan (1814-1867) van groot belang geweest voor de introductie van nieuwe technieken in de marine. Nagenoeg alle marine ingenieurs zijn hier werkzaam geweest. Tidemans voorganger Turk als directeur scheepsbouw verbonden aan het ministerie van marine te ¿s-Gravenhage verbleef het grootste deel van zijn tijd te Vlissingen en voerde van hieruit zijn correspondentie met de andere marinewerven en het ministerie. Tideman trachtte, toen duidelijk werd dat de Vlissingse werf gesloten werd, hier een nieuw groot modern scheepsbouwbedrijf op te richten. Dit lukte echter niet. Pas toen koning Willem III zich ermee bemoeide, kwam er schot in de zaak. Dit resulteerde in de oprichting van de Kon. Mij. De Schelde in 1875 met Arie Smit als handelend vennoot. Tideman speelde hierbij een niet te onderschatten rol. De eerste chef afdeling scheepsbouw bij De Schelde Jacob Janszen Jr. was een bekende van hem.

Internationale ontwikkelingen in de scheepsbouw
In de 19e eeuw schakelden de marines over van houten schepen naar stalen-ijzeren schepen, van zeil- naar stoomvoortstuwing, werden panterschepen de voorlopers van de slagschepen uit beide wereldoorlogen gebouwd, kwam het torpedowapen op en werd geëxperimenteerd met de eerste onderzeeboten. In de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) werden deze nieuwe wapens `uitgetest¿. Nederlandse marineofficieren en ¿ingenieurs volgden dit nauwgezet en adviseerden de minister van marine om ook tot aanschaf c.q. introductie over te gaan. De Nederlandse scheepsbouw was nog niet in staat om pantserschepen e.d. te bouwen. In augustus 1865 werd de kiel gelegd van het eerste Nederlandse pantserschip Zr.Ms. Prins Hendrik der Nederlanden bij Laird&Sons, Birkenhead, Engeland. Tideman was namens de marine belast met het toezicht tijdens de bouw. Binnen enkele jaren volgden meer opdrachten, opnieuw in Engeland maar ook in Frankrijk. Twee van deze schepen namelijk de Buffel en de Schorpioen bestaan vandaag de dag nog. In Nederland stond men niet stil want in 1867 werd het eerste pantserschip, de later Guinea, op stapel gezet op de Rijkswerf in Amsterdam. Werden de eerste torpedoboten nog in Engeland gebouwd, binnen enkele jaren werden zij ook op Nederlandse werven, waaronder de Kon. Mij. De Schelde gebouwd.

Het Memoriaal van de Marine
Tegen deze achtergrond moet het magnus opum van Tideman worden gezien. Het geeft een meer dan uitstekende indruk van wat er op dat moment bekend was aan materiaalsoorten, theoretische berekeningen, bouwkosten etc. Verder wordt ook veel historische informatie verstrekt.

De Samarang

Tideman schreef in november 1880 te zijn afgeweken van de oorspronkelijk opzet uit 1876. In de livretten B en C moest aandacht worden besteed aan kruisers (lees schroefstoomschepen met nog steeds zeilen) kleiner dan de 1e klasse kruisers van de Atjeh-klasse (Livret A) maar groter dan de Samarang-klasse (Livret D). Men ging er in 1876 nog van uit dat binnen vier jaar dergelijke schepen zouden worden ontworpen. Dit vond echter niet plaats en de minister van marine gaf geen toestemming een aantal projecten van deze tussenklassen in het Memoriaal op te nemen. Beide Livretten zouden pas worden ingevuld als de schepen ook daadwerkelijk waren gebouwd. Voor oudere typen als Zr.Ms. Zilveren Kruis was geen plaats, want die zouden toch binnen afzienbare tijd uit dienst worden genomen. In de praktijk zijn beide Livretten op een geheel andere wijze ingevuld, namelijk met overzichten van schepen in dienst bij de Koninklijke Marine en de Indische Militaire Marine en schepen van buitenlandse marines. 


In de landelijke krant Algemeen Handelsblad gedateerd 13 februari 1876 verscheen een advertentie waarin de eerste aflevering werd aangekondigd. De Kon. Mij. De Schelde had een compleet exemplaar in haar eigen bibliotheek. Dit exemplaar is volledig gedigitaliseerd en opgenomen in deze toegang. Het origineel is in redelijke staat maar heeft wel te lijden van verzuring.

Tideman heeft meerdere publicaties op zijn naam staan waaronder Over de snelheid van stoomschepen en het berekenen daarvan (1862), Het maritiem etablissement te Vlissingen (1865) en De levensvatbaarheid eener fabriek van stoom- en andere werktuigen, fabriekswerf enz. Te Amsterdam, 1870. Voor meer informatie over zijn leven is de biografie Dr. B.J. Tideman 1834-1883 Grondlegger van de Moderne Scheepsbouw in Nederland geschreven door J.M. Dirkzwager in 1970 een aanrader.

Via deze link Memoriaal van de Marine komt u direct bij het digitale boek uit en waarbij via de knop inventaris u het gehele boek kan inzien.. 

vrijdag 12 juni 2015

Onderzeebootbouw in Vlissingen tussen 1904 en 1940

Verleden week maakte minister van Defensie bekend dat de huidige Walrus-klasse onderzeeboten in 2025 zijn afgeschreven en dan plaats moeten maken voor hun opvolgers.(1) Op het moment zijn een Nederlands-Zweeds consortium (DSNS-Saab) en verder scheepswerven in Duitsland en Frankrijk geïnteresseerd in het binnenhalen van deze miljardenorder. In eerste instantie werd aan vier onderzeeboten gedacht, nu is ook het aantal van zes genoemd.

Gisteren (donderdag 18 juni) vond in het hoofdkantoor van Damen Schelde Naval Shipbuilding (DSNS) de officiële opening plaats van de expositie over onderzeebootbouw in Vlissingen. De opening werd verricht door oud-onderzeebootcommandant en premier Piet de Jong. Onderzeebootbouw is geen onbekend iets in Vlissingen. Voor de Tweede Wereldoorlog was de Kon.Mij. De Schelde hofleverancier van onderzeeboten aan de Koninklijke Marine. Sterker nog de eerste Nederlandse onderzeeboot de O1 werd hier gebouwd en ook de Onderzeedienst werd in Vlissingen opgericht.

Een expositie staat er niet zomaar. Naast het vooraf selecteren van de foto's en de bijbehorende gegevens, worden de foto's afgedrukt en geplakt op polyplaat, de tekstbordjes en passe-partouts voor tekeningen gemaakt en een catalogus geschreven. En dan moet alles op panelen worden geplakt, scheefhangen is uit den boze dus dat betekent aan de slag met duimstok en winkelhaak.

Uitmeten en plakken

Het plaatsen van de diverse modellen, een secuur karweitje

Een blik van bovenaf, zichtbaar een deel van de panelen en de meubels met modellen

De Franse schrijver Jules Verne (1828-1905) publiceert in 1869-1870 zijn 20.000 mijlen onder zee waarin het grote publiek kennis kon maken met de avonturen van kapitein Nemo en zijn Nautilus. Onderzeeboten waren op het moment van het verschijnen van zijn boek geen onbekend fenomeen, maar er waren maar weinig mensen die in de praktijk een dergelijk onderzees monster hadden gezien. Toch waren ze in de net afgelopen Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) al ingezet waarbij de USS Housatonic tot zinken gebracht werd. De Housatonic heeft de illustere roem het eerste oorlogsschip tot zinken gebracht door een onderzeeboot te zijn. Al eeuwen lang dromen mensen van schepen die onder water kunnen varen. Nederlanders als Cornelis Drebbel (1572-1633) hebben hierbij een rol gespeeld. Drebbel experimenteerde tussen 1620 en 1624 in Engeland. In 1620 bleef zijn model zelfs drie uur onder water in de Thames onderweg van de Londense Tower naar Greenwich.

In de 19e eeuw ontwierpen Antoine Lipkens (1782-1847) en de marineofficier Olke Uhlenbeck (1810-1833) een onderzeeboot met een bemanning van 5 koppen. De Koninklijke Marine nam echter het ontwerp niet over en het is nooit gerealiseerd. Wat resteert is een model in het Rijksmuseum te Amsterdam.

Het onderzeebootontwerp van Antoine Lipkens en Olke Uhlenbeck 1835-1840
Rijksmuseum Amsterdam, Netherlands object NG-MC-1156 Original url

Vanuit de Koninklijke Marine en het toenmalige Departement van Marine was men in het laatste kwart van de negentiende eeuw passief geïnteresseerd in onderzeeboten. Op een aanbod om bijvoorbeeld in Zweden aanwezig te zijn bij de bouw reageerde de minister afwijzend. Wel vroeg hij om na afloop documentatie toe te sturen. In 1899 werd de minister actiever door zijn ambtscollega van buitenlandse zaken in te schakelen om meer informatie te verkrijgen over de door John Philip Holland (1840-1914) ontworpen onderzeeboot te leveren, via de Electric Boat Company. Twee jaar werden zelfs Nederlandse marineofficieren naar de Verenigde Staten voor dit doel gestuurd. Dit alles leverde echter niets op. Er was een andere ontwikkeling gaande die resulteerde in onderzeebootbouw in Vlissingen. De Kon.Mij. De Schelde raakte geïnteresseerd en trachtte tevergeefs zelfs ontwerper Holland in dienst te nemen. Men kreeg toestemming de Holland 7P in licentie te gaan bouwen. Dit werd de Luctor et Emergo die zonder een officiële toezegging van de Koninklijke Marine werd gebouwd. Dat ging echter niet zonder slag of stoot. De eerste tests mislukten totaal ondanks de aanwezigheid van Amerikaanse experts. Het was de Nederlandse marineofficier Paul Koster die er in slaagde van de Luctor et Emergo een succes te maken. Op 21 december 1906 werd zij als de Hr.Ms. O in dienst gesteld bij de Koninklijke Marine. Dit betekende tevens de oprichting van de Onderzeedienst. De Schelde werd de voornaamste leverancier van onderzeeboten aan de Koninklijke Marine. Het had anders kunnen lopen want de Schiedamse werf Gusto had in 1906 ook een onderzeebootafdeling met aan het hoofd de ervaren Franse ingenieur Maxime Laubeuf opgericht. Daar kwam de onderzeebootbouw echter niet van de grond.

De O1 in het Dokje van Perry in juli 1905 (GAV FA529)

De Kon.Mij. De Schelde bleef in de daaropvolgende jaren voortborduren op het Electric Boat Company ontwerp dat echter continue werd aangepast. Ook de Engelse firma Whitehead, onder meer leverancier van torpedo’s, speelde hierbij een grote rol. Whitehead richtte in Fiume (tegenwoordig Rijeka, Croatia) een fabriek op voor de bouw van onderzeeboten. Paul Koster verliet de marinedienst en werd als directeur benoemd. En passant nam hij een deel van het personeel van de De Schelde mee, vermoedelijk allen betrokken geweest bij de bouw van de O 1 ! Tussen 1906 en 1913 werkten diverse Nederlanders daar onder meer aan de bouw van onderzeeboten voor de Oostenrijkse marine. Koster speelde een dubbelrol, want hij trachtte voor de De Schelde ook orders binnen te slepen voor de Scandinavische landen. België en in 1912 voor Oostenrijk. Dat laatste is opvallend want in Fiume waar hij directeur was, werd juist voor Oostenrijk gebouwd. Overigens wees De Schelde deze opdracht van de hand. De Schotse ingenieur Marley Fotheringham Hay, aanvankelijk in dienst bij de Electric Boat Company, was van groot belang bij de doorontwikkeling van het eerste onderzeeboot concept. Hij is naast Den Haag ook woonachtig geweest in Vlissingen waar op 21 november 1906 zijn zoon John Liston werd geboren. Op zijn naam staan diverse octrooien en hij was aanwezig tijdens de bouw van diverse onderzeeboten op de Vlissingse werf. In 1917 verscheen zijn standaardwerk getiteld “Secrets of the Submarine.”


Impressie van de Schelde-Gunning onderzeeboot (RvM)

Proefopstelling op de mallenzolder maart 1930 (GAV KMS T513.2215)

Naast het bouwen voor rekening van de ministeries van Marine (de O-klasse) en Koloniën (de K-klasse) oriënteerde De Schelde zich ook op de internationale markt. Hiervoor werd ook een eigen ontwerp gemaakt, namelijk de Schelde-Gunning onderzeeboot mijnenlegger waarvoor internationaal octrooien werden verkregen tussen 1929 en 1934.(2) Dit onderwerp kwam echter nooit verder dan de tekentafel. Besprekingen met een Parijse firma voor in licentie bouwen en levering aan bijvoorbeeld Portugal en Noorwegen liepen op niets uit. Wat resteert zijn onder meer een brochure en een enkele foto van een op ware schaal nagebouwd halfmodel. In 1933-1934 was De Schelde in gesprek met Brazilië voor de bouw van onderzeeboot mijnenleggers echter niet op basis van het eigen ontwerp maar dat van het Ingenieurskantoor voor Scheepsbouw NV (INKAVOS).

O13 gereed voor de tewaterlating (GAV KMS T513.1875 gedateerd 18-04-1931)

Het totale onderzeebootprogramma, gerealiseerd door De Schelde bevat dan ook ‘slechts’ een onderzeeboot voor buitenlandse rekening, namelijk de Orzel voor Polen. Dit zegt niets over de kwaliteit van de werf die zich staande moest houden in een periode waarin men kampte met een wereldomvattende economische crisis en hevige concurrentie van andere scheepswerven. Voor de Koninklijke Marine werden onder meer de O13 en de O21 gerealiseerd. Daar waar de O13 verloren ging met man en muis en tot op vandaag de dag nog steeds vermist is, was de O21 een van de meest succesvolle Nederlandse onderzeeboten tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na afloop van dezelfde oorlog was de Onderzeedienst tot een minimum teruggebracht. De meeste vooroorlogse onderzeeboten waren of verloren gegaan of uit dienst gesteld of nagenoeg opgevaren. In de jaren twintig begon de Koninklijke Marine zelf haar onderzeeboten te ontwerpen. Als men na de Tweede Wereldoorlog deze wijze van werken wilt voortzetten, ontstaat een ‘strijd’ met bovengenoemd NEVESBU. Er is een hevige discussie over de vorm van de onderzeeboot te weten het traditionele model contra het 3-cylinder concept. Uiteindelijk kiest men voor het laatste concept. De Schelde is intensief betrokken bij de ontwikkeling al worden in Vlissingen geen onderzeeboten meer gebouwd.

Noten
1. In de spreektaal worden de termen duikboot en onderzeeboot door elkaar heen gebruikt. De duikboot is in feite de voorganger van de onderzeeboot. Weliswaar kan een duikboot onder water varen, maar in principe deed hij dienst aan de oppervlakte. De bewapening uit kanons en mitrailleurs naast de torpedobuizen wijst hier ook op. Aan de oppervlakte was de snelheid ook veel hoger dan onder water. Men ging onder water voor een aanval of om te ontsnappen wanneer men zelf werd aangevallen. De omslag kwam toen het technisch mogelijk werd gedurende langere tijd onder water te blijven. Dit onder meer dankzij de uitvinding van de zogenaamde snuiverinstallatie.
2. Maximiliaan Frederik Gunning (1895-1972), een scheepsbouwkundig ingenieur aanvankelijk in dienst van de Koninklijke Marine als hoofd tekenkamer bureau scheepsbouw. In 1926 werd hij benoemd tot hoofd afdeling marinescheepsbouw De Schelde. In 1935 werd mede dankzij zijn inspanningen de N.V. Verenigde Scheepsbouw-bureaux (NEVESBU) te ‘s-Gravenhageopgericht. Gunning werd hiervan directeur. NEVESBU waarin de belangrijkste Nederlandse scheepswerven waren verenigd speelde een belangrijke rol bij de verwerving van marineopdrachten inclusief de aanbouw van twee Poolse onderzeeboten waaronder de Orzel. In latere jaren was hij de grote man achter het zogenaamde 3-cylinder ontwerp. Ondanks dat dit een goed ontwerp was, zijn onderzeeboten van dit type alleen voor de Koninklijke Marine gebouwd. 

De expositie is tot en met 29 juli 2015 geopend op de woensdagmiddagen tussen 13.00 en 17.00 uur op het bezoekadres Glacisstraat 165 te Vlissingen. 

dinsdag 16 december 2014

De Kon.Mij. De Schelde te Vlissingen bouwde in 1885 de Amsteldiep en Mossel voor de Maatschappij Oesterteelt Amsteldiep

GoesscheCourant 12 juni 1884
 
De scheepswerf Kon. Mij. De Schelde heeft sinds haar oprichting in 1875 honderden schepen gebouwd en/of gerepareerd. Bovendien werden in de door haar gebouwde schepen machines en ketels geplaatst vervaardigd in de machinefabriek en ketelmakerij. Verder leverde men schepen en ketels ten behoeve van elders gebouwde schepen. De plaatsing hiervan gebeurde veelal weer in Vlissingen.

De schepen die gebouwd werden zijn grofweg in twee categorieën onder te verdelen, namelijk koopvaardij (inclusief visserij en veerdiensten) en marine. Naast tal van passagiers- en vrachtschepen zijn ook een aantal schepen gebouwd voor de visserij. Twee hiervan waren bestemd voor een Vlissingse maatschappij die zich bezighield met de oesterteelt in het Amsteldiep.(1) Naast het archief van de Kon. Mij. De Schelde dat berust op het gemeentearchief Vlissingen staan nog een aantal bronnen tot onze beschikking als wij iets meer willen weten over de Vlissingse scheepsbouw. In dit verband wil ik met name wijzen op de krantenbankzeeland waarin de sinds de 18e eeuw in Zeeland verschenen kranten zijn opgenomen, op de historische krantenbank beheerd door de Koninklijke Bibliotheek en in het geval van de twee bewuste schepen op de krantenbank van het Noordhollands Archief. In de afgelopen jaren zijn vele kranten gepubliceerd in het Nederlandse taalgebied (inclusief Nederlands Indië en de West) gedigitaliseerd en via diverse websites thuis in te zien.

In de Goessche Courant d.d. 12 juni 1884 staat een advertentie waarin de ontvanger der registratie en domeinen te Den Helder aankondigt de oester- en mosselteelt in de Zuiderzee te willen verpachten.(2) Het gaat hierbij om een gebied langs de zuidkust van Wieringen, de Anna Paulowna Polder, beoosten de Ewijcksluis, de Wieringerwaard en het noordelijk deel van de Waardpolder en bovendien het Amsteldiep. De verpachting vond plaats op woensdag 16 en donderdag 17 juli 1884 in het lokaal Tivoli te Nieuwediep (lees Den Helder) ten overstaan van notaris Hattinga Raven. Ondanks de geografisch gezien grote afstand was er ook binnen Zeeland belangstelling voor deze visgebieden.

Dat blijkt onder meer uit een bericht verschenen in de Middelburgsche Courant d.d. 2 september. Enkele dagen eerder was in Vlissingen namelijk de maatschappij Oesterteelt Amsteldiep opgericht via een onderhandse akte.(3) De nieuwe maatschappij richtte zich op het Amsteldiep gelegen tussen de Noordhollandse kust en het eiland Wieringen. Commissarissen werden A. Smit en Verkuijl Quakkelaar uit Vlissingen en Brandt uit Middelburg terwijl Jan Pot uit Alkmaar werd benoemd tot boekhouder. De heren gingen voortvarend van start want de editie van 10 december vermeldde dat de Kon. Mij. De Schelde opgedragen was een zogenaamde ijzeren blazer te bouwen.(4) Deze opdracht kwam voor de werf mooi op tijd aangezien er niet tot weinig werk was en verdere ontslagen nu werden voorkomen. De Vlissingse Courant d.d. 22 februari 1885 vermeldde de tewaterlating van de blazer. Op de werf was het nog steeds kommer en kwel want er waren tussentijds geen nieuwe bouworders binnengehaald. De blazer was in tegenstelling tot wat gangbaar was van ijzer gebouwd.

Volgens de orderkaart werd de Amsteldiep besteld op 19 november 1884 en werd de kiel acht dagen later gelegd met als bouwnummer 45. De aannemingssom bedroeg ƒ 5.000, maar uiteindelijk moest de Schelde er op toe leggen. De totale bouwkosten bedroegen ƒ 5.142, dus een verlies van ƒ 142. De bouw ging gestaag voort. Op 17 december stond de blazer in de spanten, op 28 januari 1885 was de beplating aangebracht en op 21 februari was de tewaterlating. Na 3,5 maand bouwen was de blazer gereed en op 2 maart werd zij overgedragen aan de nieuwe eigenaar. Er was sprake van een geslaagd schip uitstekend voldeed en alles voorbij liep, met andere woorden een snelle zeiler. Het was een 1-master uitgerust met twee zwaarden langszij aangebracht. De waterverplaatsing bedroeg 60 ton met een volle bun inclusief 6 ton water. De afmetingen waren 15,44 x 4,67 meters en een hoogte in de zijden op het vaste voordek van 1,67 meter. De waterverplaatsing werd alleen in Engelse maat (een Engelse voet is 30cm en een inch=2,54cm) weergegeven en bedroeg 2’6”-2’9” (voor)-2’0”-3’3” (achter).

De maatschappij had dus inmiddels wel een vaartuig maar blijkbaar nog geen of te weinig ervaren scheepsvolk getuige de advertentie in de Zierikzeesche Nieuwsbode d.d. 9 april. Men vroeg een ijverige en bekwame oesterschipper die op een later tijdstip als onderbaas in Wieringen aan het werk werd gesteld. Logies was aan boord van een grote blazer en het geboden weekloon was ƒ 15,00. De werving was verder overgedragen aan een zekere Reingoudt die als opzichter in dienst was van de firma Hage&Co. te Yerseke.

Datzelfde jaar werd aan de Kon.Mij. De Schelde ook opdracht gegeven voor de bouw van een kleine stoomboot inclusief de machine en de stoomketel. De Middelburgsche Courant en de Vlissingse Courant d.d. respectievelijk 27 en 28 juni vermeldden echter niet de naam van dit schip. Op de 27e werd de kiel gelegd onder een van de kappen. Het gaat om de geheel van ijzer gebouwde Mossel met bouwnummer 46. Deze werd besteld op 15 juni 1885, vier dagen later op stapel gezet, in de spanten op 8 juli, beplating voltooid op 4 augustus, te water gelaten op 15 oktober, op 22 oktober officieel beproefd en op 4 november overgedragen aan de eigenaar. De 2-cilinder diagonale compound stoommachine leverde bij 200 omwentelingen 50 hp waardoor met de enkele schroef een snelheid kon worden behaald van 6 knopen. Met een waterverplaatsing van 76 ton bedroegen haar afmetingen 65’0” (over steven)-68’0”(over het dek) x 23’1”x 3’9” (voor)-4’6” (achter) en een holte van 7’0”.

De Goessche Courant en de Middelburgsche Courant d.d. 6 oktober publiceren een enigszins verwarrend artikel. De journalist had vernomen dat in Yerseke een experiment zou plaatsvinden waarbij het gebruik van stoom in de oestercultuur werd ingevoerd. De firma De Groot uit Bolier zou al een aantal jaren een raderstoomboot in dienst hebben die verscheidene ondiepe grote bakken sleepte met hierin scheepsvolk voor het korren van oesters. Een andere firma uit Yerseke zou de scheepswerf Smit te Kinderdijk de opdracht hebben gegeven een schroefstoomboot te bouwen die met behulp van stoom oesterskorren (5) kon voortslepen zodat de bewuste bakken overbodig waren. Deze nieuwe schroefstoomboot genaamd Mossel, en die ‘inderdaad in vorm ook veel overeenkomst met een mossel’ had, was bestemd voor de Schelde en het Amsteldiep. De proeftocht was gepland op 16 oktober.

De Middelburgsche Courant d.d. 14 oktober ging nader in op het bericht in de editie van de 6e. Vanuit Vlissingen werd de aankomst gemeld van de nieuw gebouwde kleine raderstoomboot Neeltje.(6) Zij was afkomstig van Capelle a/d IJssel en gebouwd voor de maatschappij Oesterteelt Nederland (met als directeur C. Lindenberg) gevestigd te Yerseke. De Neeltje had een geringe diepgang en met name het achterschip was breed. Doordat de verschansing naar beneden kon worden omgeklapt, was het mogelijk een geheel vrij dek te creëren. De Kon. Mij. De Schelde had opdracht gekregen tot het vervaardigen van haar machine en ketel. Dezelfde editie meldde dat dezelfde week bij de Kon. Mij. De Schelde een schroefstoomboot genaamd Mossel te water zou worden gelaten bestemd voor de oesterteelt in het Amsteldiep. Deze was van geheel andere vorm dan de Neeltje waarop ‘zoals vroeger in uw blad is gemeld, als proef ook eene korinrichting met stoom in werking zal worden gebracht.

Terugkomend op de Mossel die gebouwd werd op de De Schelde. De Middelburgse Courant van de 16e vermeldde haar tewaterlating iets na 7.00 uur donderdag ’s ochtends onder grote belangstelling van het publiek op en voor de tonnenbrug. Opnieuw werd verwezen naar haar uiterlijk: “het vaartuig is van ongewonen vorm en lijkt veel op de helft van het dier, welks naam het draagt”. De stoomkorinrichting die ook bij de De Schelde was vervaardigd, stond op het achterdek en kon tegelijkertijd acht korren aandrijven.

Uitgaande van een bericht in de Goessche Courant d.d. 9 oktober 1886, dus een jaar later waren de pachters van het Amsteldiep te weten Smit, Kakebeeke en Van Roojen tevreden over de behaalde resultaten en van plan de exploitatie voort te zetten. In augustus was door de maatschappij een terrein beoosten het fort Oostoever in erfpacht verkregen waarin een oesterput moest worden aangelegd.

J. Pot uit Alkmaar adverteerde in 1887 ook met mosselzaad (val 1885 en val 1886) afkomstig uit het Amsteldiep. Te leveren tegen contante betaling aan boord van de Mossel in Wieringen, Nieuwediep, Enkhuizen etc. De prijzen waren laag en de levering snel aldus Pot. De Mossel was dat jaar wel betrokken bij een botsing. De Heldersche en Nieuwedieper Courant van 4 Mei vermeldde dat de dag daarvoor zij voor reparatie met behulp van een slede op de helling van de werf De Lastdrager werd getrokken toen plots de ketting brak. De Mossel liep achterwaarts met behoorlijke snelheid van de helling af en raakte midscheeps ter hoogte van de kolenbergplaats de in de binnenhaven afgemeerde torpedoboot Zr. Ms. Ardjoeno. Deze werd dermate zwaar beschadigd dat het wezenlijke gevaar bestond dat zij zou zinken. Na het treffen van noodmaatregelen zou de torpedoboot de 4e verder worden onderzocht in het droogdok. Pot zelf verdronk bijna dat jaar. De editie van zondag 5 juni vermeldde dat het vaartuig van de maatschappij de donderdag daarvoor terugkeerde toen het ter hoogte van Wieringen kapseisde. Hij was in staat zich vast te klampen aan de scheepwand totdat schipper J. Butter en rijksbelastingambtenaar Bakker hem zagen en hem wisten te redden. Wat er met het vaartuig elders aangeduid als het scheepje gebeurde, wordt niet vermeld. Was dit de blazer Amsteldiep? De Mossel werd op 24 juli door de sleepboot Stad Amsterdam het Nieuwediep binnengesleept toen haar eigen machine defect raakte.

De Mossel kwam in 1888 opnieuw in het nieuws zij het nu positief. De editie van dezelfde krant d.d. 11 november vermeldde dat het rijksvaartuig De Trekvogel door de stroming tegen de steenglooiing ten westen van het wierhoofd op de Hauks (eiland Wieringen) werd aangedreven toen haar anker begon te slippen. De Mossel was echter in de buurt en wist met veel moeite de De Trekvogel uit haar benarde situatie te bevrijden en naar veilig vaarwater te slepen.

Het Vliegende blaadje d.d. 7 januari 1891 vermeldde dat de strenge vorst grote schade had berokkend aan de oesterput Amsteldiep. Duizenden oesters die daar in depot werden bewaard waren volledig bedorven en niet meer geschikt voor gebruik. In april 1894 werd de oesterput met woning en twee bergplaatsen te koop aangeboden. Geen woord echter over de beide vaartuigen Amsteldiep en Mossel. J. Pot bood in de De landelijke nieuwspaper Het nieuws van den dag: kleine courant van 13 April te huur of te koop aan de vrachtschroefstoomboot Mossel (18 x 7 x 2 m), de radersleeptoomboot Ostrea (13,5 x 5,5 x 1 m) en een ongenaamde ijzeren water- en kolenlichter (30 x 4 x 2 m). De Mossel was tot 19 april in gebruik op de lijn Harlingen-Texel-Nieuwediep v.v. De beide andere vaartuigen lagen aan de Oesterput.

Bronnen
Behalve de in de tekst vermelde bronnen werd gebruik gemaakt van het archief van de Kon.Mij. De Schelde 1875-1960 (toegang 214) invnrs. 3 en 6 en de niet-geïnventariseerde orderadministratie.

Noten
1. De stroomgeul annex zeegat Amsteldiep vormde een scheiding tussen de Waddenzee en de toen nog bestaande Zuiderzee (vandaag de dag het IJsselmeer). Bovendien scheidde deze stroomgeul het eiland Wieringen van het vasteland. Door de aanleg van de Amsteldiepdijk in 1924 werd een deel van het Amsteldiep afgesloten waardoor het Amstelmeer werd gevormd. Doordat de dijk nu ook Wieringen verbond met het vasteland was niet langer meer sprake van het eiland Wieringen. De Zuiderzee werd in 1932 definitief afgesloten door de Afsluitdijk en gedeeltelijk ingepolderd. Het resterende water is nu bekend als het IJsselmeer.
2. Tijdschrift voor geschiedenis 1886-1940, 14 jaargang p. 84 e.v. ‘De Nederlandsche oesterteelt’. Overigens is hier sprake van de maatschappij De Schelde. Dit artikel is raadpleegbaar via de link Oesterteelt.
3. Een steekproef in de archieven van de notarissen op dat moment werkzaam te Vlissingen naar deze akte heeft (vooralsnog) geen resultaat opgeleverd.
4. Een blazer is een zeilschip verwant aan de botter maar voller en zwaarder uitgevoerd. De bolle spantvorm liep naar achter toe uit in een S-vorm. Blazers werden met name gebruikt bij de visserij op de Zuiderzee en op de Wadden en in mindere mate op de Zeeuwse stromen. Door de krachtige vorm vonden blazers ook afzet in de vrachtscheepvaart en als bergingsvaartuig. Dit scheepstype dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Dat betekent dat ook bij De Schelde geen grote ervaring voorhanden was met de bouw van dit type.
5. Een oesterkor is een ijzeren raamnet gebruikt in de oestervisserij en waarmee de oesters als het ware van bodem worden opgeschept.
6. De machine no. 63 en de ketel K96. De Neeltje is echter volgens de orderadministratie van De Schelde gebouwd door A. Vuyk te Capelle a/d IJssel.

woensdag 15 oktober 2014

OPEN ARCHIEVENDAG IN GEMEENTEARCHIEF VLISSINGEN 25 OKTOBER 2014



De Clijverstraat 100 jaar geleden

Op zaterdag 25 oktober zet het Gemeentearchief Vlissingen haar deuren wagenwijd open, zelfs de deur van het archiefdepot..

Deze archievendag maakt onderdeel uit van de 'Maand van de geschiedenis', met als thema: ‘Vriend en Vijand’. Onze foto-expositie over de Eerste Wereldoorlog verwijst naar dit thema.

Activiteiten die dag

·        Rondleiding in het archiefdepot met hoogtepunten als:
·        een brief met de handtekening van Michiel de Ruyter,
·        het oudste archiefstuk (1505)
·        bouwtekeningen uit het archief van scheepswerf De Schelde
·        een kaart met alle bominslagen die in Vlissingen plaatsvonden tijdens WOII
·        het briefje dat in de koker werd gestopt, onder het standbeeld van De Ruyter
 Aanvang rondleidingen: 12.00, 13.30 en 16.00 uur

De archiefschatten liggen veilig in een depot opgeslagen; de juiste temperatuur en luchtvochtigheid zorgen er voor dat het materiaal tot in lengte van jaren bewaard blijft. Normaal gesproken is deze ruimte dan ook gesloten voor het publiek. Wilt u toch eens een blik werpen in de archiefruimte waar de gemeente haar meest belangrijke en mooiste stukken bewaart, kom dan naar de archievendag.

·        Tonen van oude schoolplaten

Oudere generaties groeiden er mee op. Een vorm van aanschouwelijk onderwijs, nog altijd meer dan de moeite waard om te tonen.

·          Verkoop van enige overtollige boeken en prentbriefkaarten
Het archief is in het bezit van overtollige boeken en prentbriefkaarten, die in aanmerking komen voor afstoting. Soms gaat het om exemplaren die in veelvoud aanwezig zijn in het archief. Antiquarisch materiaal zult u echter niet aantreffen bij deze verkoop. 

·      Tentoonstelling ‘Beter een goede buur dan een verre vriend’. Vlissingen tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918). Hierbij aandacht voor de mobilisatie, militaire begraafplaats WO I, het moederhuis, zeemijnen, de kunstschilder Gerard Jacobs en een beeld hoe Vlissingen er in 1915 uitzag. Zie bijlage!

·      Presentatie van het Open Cultuur Data Project; tekeningen Machinefabriek-Ketelmakerij Kon. Mij. De Schelde 1876-1938. Deze tekeningen zijn beschreven en met behulp van Damen Schelde Naval Shipbuilding gedigitaliseerd. Hierbij wordt gebruik van het materiaal voor bijvoorbeeld publicaties eenvoudiger en wordt archiefonderzoek gestimuleerd.
Aanvang presentaties: 11.00 en 15.00 uur

·      In het kader van Vaders Voor Lezen (i.s.m. bibliotheek ’t Spui) leest de gemeentearchivaris voor aan kinderen van 4 tot 8 jaar. Daarna gaan we op zoek naar het archiefspook. Tijd: 13.30-14.30 uur. Voor dit onderwerp aanmelden bij activiteit@spui.nl.

·      Doorlopende presentatie van foto-aanwinsten

·      Voor de bezoekers een gratis afdruk van een machinetekening van wachtschip de Noord-Brabant

Gemeentearchief Vlissingen
Hellebardierstraat 2
Tijd: 10.00-17.00 uur

·      PS; daarnaast is ook een bezoek aan de Michiel de Ruyterdag in het muZEEum aan te bevelen.