Totaal aantal pageviews

Posts tonen met het label Historisch Topografische Atlas. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Historisch Topografische Atlas. Alle posts tonen

vrijdag 28 oktober 2016

Open Archievendag 2016 in Vlissingen was een succes

Op zaterdag 15 oktober 2016 stonden de deuren van het Gemeentearchief Vlissingen wijd open voor het publiek. Nu is dat op zich niets bijzonders, want maandag tot en met donderdag tussen 09.00 en 16.30 uur staan die zelfde deuren altijd open. Maar een keer per jaar is er open archievendag, dan krijgen bezoekers zelfs de kans om een blik, wat heet meerdere blikken, te werpen in de archiefbewaarplaats. De rest van het jaar is dat verboden gebied.
Dit jaar waren verantwoording en bewijsvoering de thema’s waarbij de oorspronkelijke bron het uitgangspunt was. Natuurlijk is het archief de cultuurhistorische blauwdruk van de Vlissingse genen, maar het is meer. Overheidsarchieven worden in principe gevormd om verantwoording aan de samenleving te kunnen afleggen voor het door dezelfde overheid gevoerde beleid. De (individuele) archiefstukken worden dan weer als bewijsstukken op tafel gelegd om aan te tonen dat de verantwoording juist en volledig is. Archieven zijn dan ook van oudsher een hoeksteen van onze samenleving omdat de rechten en plichten van een samenleving worden vastgelegd en worden bewaard. Onze Grondwet of de Amerikaanse Declaration of Independence zijn hier een goed voorbeeld van. Ja het zijn archiefstukken, maar wel met een overstijgende betekenis dan alleen een archiefstuk. In onze Grondwet staan de grondrechten van de individuele bewoner van Nederland.
Er waren dezelfde dag drie presentaties waarbij de sprekers ieder op hun eigen wijze ingingen op de thema’s.


Ron van Maanen volgde het leven van De Schelde hoofdingenieur Martin in Vlissingen door gebruik te maken van het bevolkingsregister, geboorte- en overlijdensregister, de uitgebreide beeldbank van het gemeentearchief, foto’s van de Kon. Mij. De Schelde en marinescheepsbouwtekeningen. Hierbij werd ook teruggegrepen op wat verantwoording en bewijsvoering betekent en de rol die archieven hierin spelen.


Joep Bremmers bracht een aantal bekende Vlissingers als Brasser en Brouwenaar onder de aandacht. Hij kon aantonen welke Brasser de auteur was van de 18e eeuwse beschrijving van de stad Vlissingen door gebruik te maken van archiefbronnnen. Zijn verhaal sloot hij af door het tonen van een beeldsnijwerk voorstellende Apollo wat thuishoort op de stok van het muziekvaandel van de Vlissingse Harmonie Ons Genoegen. Vanaf nu weten we dat het gesneden is door Brouwenaar in de 19e eeuw. Hij was ook winnaar van de ereprijs van de Academie te Amsterdam in 1849.


Arthur Scheijde sloot het drieluik af door zijn presentatie over zijn boek In naam van De Ruyter en welke bronnen hij daarvoor gebruikt had. In een kleurige audiovisuele presentatie kwam zelfs De Ruyter als animatiefiguur aan het woord.


Er waren verder twee rondleidingen in de archiefbewaarplaats waarbij aan de hand van prenten en andere archiefstukken een en ander werd verteld over Vlissingen. Op de studiezaal stonden bovendien een aantal panelen met daarop foto’s van Vlissingse monumenten en de Tweede Wereldoorlog. Bovendien was op de studiezaal een doorlopende presentatie van plaatjes.


Belangstellenden konden vragen hoe een en ander op het internet te zoeken. Hiervoor was een beamer aangesloten en kon via een directe internetverbinding direct ‘live’ op vragen worden ingegaan, door het antwoord te projecteren op de tegenover staande muur.
Het Gemeentearchief Vlissingen presenteerde bovendien weer een aantal belangrijke bronnen, nu ook digitaal in te zien op het internet.
Het bevolkingsregister 1860-1921 stond al op het internet, zij het alleen in tekstvorm. Inmiddels zijn alle bladzijden gedigitaliseerd en gekoppeld aan individuele inschrijvingen. Hierdoor wordt het mogelijk om een Vlissinger te volgen in deze periode, waar hij woonde, zijn gezinssamenstelling etc. De scans kunnen nu thuis ook worden gedownload.
De Kon. Mij. De Schelde heeft haar archieven een aantal jaren geleden ondergebracht bij het Gemeentearchief Vlissingen. Sindsdien is er hard gewerkt aan de ontsluiting. Door de immense hoeveelheden gaat dat misschien langzamer dan gewild, maar de eindresultaten zijn er wel naar. Het fotoarchief van De Schelde telt zo’n 120.000 negatieven. Daarvan zijn er nu ruim 4.000 daterende van voor de Tweede Wereldoorlog op het internet te zien. Van het grote tekeningenproject is nu het tweede deel afgerond. Twee jaar geleden kon op de Open Archievendag het eerste deel, te weten tekeningen van machines en ketels 1876-1938, worden getoond, nu was de marinescheepsbouw 1876-1956 aan de beurt.

zondag 23 november 2014

Het linieschip Goes gebouwd op de Admiraliteitswerf te Vlissingen in 1779-1781

In onze werkkamer hangt aan de muur een enigszins naïef aandoend maar kleurrijk schilderij van de hand van G. Brakkee. Het is geschilderd aan de hand van een prent uit 1779 en het stelt de Admiraliteitswerf in Vlissingen in dat jaar voor. Het is een gezapige voorstelling. Een schip dat in de spanten staat, een aantal scheepslieden aan het werk en op de achtergrond het -niet meer- bestaande Arsenaal, een oorlogsschip en een drietal kleinere scheepjes. De werkelijkheid ligt echter anders.

Het bewuste schilderij van G. Brakkee

Het origineel zoals zich dat bevindt in de Topografische Atlas HTA0354, zij het dat ik de sierranden en de onderstaande tekst heb weggesneden. J. Arends schreef dat hij de werf had weergegeven gezien vanuit de mastloods. Het onderschrift luidt verder 'Dit 's Zeelands ruime Werv, waar op een zeekasteel Gebouwd werd en getuigd, om fier ten krijg te vaaren.

In de 18e eeuw was de vloot van de Republiek der Verenigde Nederlanden slechts een flauwe schim van de 17e eeuwse. Door voortdurend geldgebrek werd nauwelijks nog nieuwbouw gepleegd laat staan dat schepen werden uitgerust. Dit gold ook voor de Zeeuwse admiraliteit met werven in Vlissingen, Veere en Zierikzee waarbij Vlissingen de grootste was. Bijkomend geluk was dat de Republiek niet zoals een eeuw eerder bijna voortdurend in oorlog was. Sinds stadhouder Willem III koning werd van Engeland, waren beide staten bondgenoten. Alleen ten tijde dat de prent in 1779 werd gemaakt, waren de tijden veranderd. De Republiek raakte steed meer betrokken bij de Amerikaanse Vrijheidsoorlog toen deze kolonie zich van het moederland Engeland wilde los maken. Vanuit het eiland St. Eustatius bekend als de Golden Rock werden wapens en munitie geleverd aan de opstandelingen. De Republiek koos niet de partij van Engeland toen Frankrijk dit land in 1778 de oorlog verklaarde, maar koos ervoor zich aan te sluiten bij de neutrale staten als Denemarken en Rusland. In 1780 verklaarde Engeland de Republiek de oorlog die formeel pas in 1784 eindigde. Een uitgebreid bouwprogramma moest de Republiek weer tot een belangrijke zeemacht maken. De Goes stond al op stapel toen de oorlog uitbrak, maar al snel werden nog twee grote schepen op stapel gezet. 

Op zowel de prent als het bewuste schilderij staat een schip in aanbouw afgebeeld met op de achtergrond nog twee schepen, waarvan minimaal een ook een oorlogsschip is. Jammer genoeg worden geen namen genoemd. Betekent dit dan dat het een anoniem geheel wordt? Neen, de rekeningen van de Vlissingse equipagemeester Maarten Haringman bieden uitkomst.

In 1779-1780 was Haringman verantwoordelijk voor de uitrusting van vijf grote en twee kleinere oorlogsschepen. Het oorlogsschip dat op de achtergrond bij het Arsenaal zichtbaar is, is vermoedelijk een van deze vijf schepen. Dit waren de Zierikzee (1733), Zuijdbeveland (1746), St. Maartensdijk (1756), Brunswijk (1761) en Walcheren (1767). Op de St. Maartensdijk na waren deze schepen alle te Vlissingen gebouwd; tussen haakjes het bouwjaar. 

Detailopname van het schip op stapel staande

Model NG-MC-265, Rijksmuseum Amsterdam, Originele url

Volgens het Rijksmuseum stelt dit model de Zeeland voor, gebouwd in 1782 op de Vlissingse Admiraliteitswerf. Het model is afkomstig uit de Marine Modellenkamer en is destijds beschreven door Obreen als zijnde de Stad Goes uit 1781. De Goes behoorde tot het vierde charter met als afmetingen van 154 x 43 x 19 voet, een bewapening van 50-58 kanons en een bemanning van 300 koppen. In 1781 was Stavorinus haar commandant. In 1797 werd het schip tenslotte gesloopt.

Haringman vermeldt ook de aanbouw (in 1780) van een nieuw oorlogsschip genaamd Goes, dit is het schip wat op het schilderij in aanbouw was. De bouw van zo'n schip was een bron van inkomsten voor de plaatselijke middenstand en nijverheid. Zo kreeg Berbera Flaman ƒ 03:06:03 voor het naaien van vlaggen, de weduwe Cappelle ƒ 03:18:08 voor het leveren van katoen voor dezelfde vlaggen en Pieter Steve kreeg ƒ 64:07:00 voor het gieten van metalen harten voor de blokken. De Goes werd gebouwd door meester timmerman Jacobus van Drongelen. Dezelfde Van Drongelen ontwierp ook de 1780-1781 aangelegde kielkade. De tewaterlating op 21 mei 1781 ging onder het genot van enige wijn, zo werden 8 stoop [=192 liter] wijn geleverd. Bij het dopen op 23 December 1780 waren 21 bodders wijn geleverd. In deze jaren werden nog twee oorlogsschepen op stapel gezet.  Hiervoor was zelfs de aanleg van een extra scheepshelling nodig. Het betreft de Zeeland (172 x 46 6/11 x 21'5" voet) en de Tholen (159 x 42 x 16 voet), beide gebouwd door meester timmerman Willem Udemans afkomstig van de V.O.C. werf te Middelburg. Dat in Vlissingen gebrek was aan genoeg deskundig personeel blijkt uit het geregeld inzetten van personeel van de V.O.C. werf. Sterker nog, in 1781  werden respectievelijk 15 en 22 timmerlieden afkomstig uit Groningen en de Ommelanden naar Vlissingen gehaald.

Historisch Topografische Atlas Gemeentearchief Vlissingen cat.nr. 1411
Een deel van de Staatse vloot liggende ter hoogte van Rammekens rond 1783, De Goes wordt aangeduid met de letter B

dinsdag 23 september 2014

Vlissingse roeiers redden Duitse schipbreukelingen in 1906 Duits stoomschip Hugo&Clara gestrand onder Westkapelle

414.4330


Het gemeentearchief werd verleden week verblijd met opnieuw een papieren snipper van het rijke maritieme verleden van de stad Vlissingen. Het gaat om een oorkonde uitgereikt door de Duitse bond voor schipbreukelingen oftewel het Deutsche Gesellschaft zur Rettung Schiffbrüchiger. De oorkonde gedateerd Bremen 16 juni 1906 was bestemd voor Robbertus Pot, bootsman op de Nederlandse reddingsboot Koning Willem III gestationeerd te Vlissingen. Pot kreeg een zilveren medaille voor zijn aandeel in de redding van schipbreukelingen afkomstig van een niet met name genoemd schip. Waar de medaille is gebleven is niet bekend, de oorkonde ligt nu in de kluis van het gemeentearchief.

Maar om welk schip ging het nu. De krantenbankzeeland.nl waarin de diverse Zeeuwse kranten in digitale vorm zijn opgenomen, biedt uitkomst. Het bewuste schip was het Duitse stoomschip Hugo und Clara, een niet onbekende verschijning op de Schelde. Een jaar eerder, in januari 1905, was het al bijna misgegaan toen onderweg van Antwerpen naar Middlesbrough de verkeerde gestuwde lading machines ging schuiven. Met zware slagzij moest zij naar Antwerpen terugkeren.

In de nacht van zaterdag 3 op zondag 4 februari 1906 ging het echter wel mis toen de Hugo&Clara op de Rassen onder Westkapelle strandde. Zij was onderweg met een lading ijzer van Middlesbro naar Terneuzen. De Vlissingse reddingsboot wist ’s ochtends ondanks gevaar voor eigen leven de bemanning (16 koppen) in veiligheid te brengen. Ook het gezin van kapitein Krüger verbleef aan boord.. Het schip zelf werd twee dagen later ’s nachts vlot getrokken en afgemeerd op de rede voor Rammekens. Dat de berging geen sinecure was, blijkt wel dat er maar liefst drie sleepboten voor nodig waren. Dit waren de President Ludwig, Elbe en Thames en het te Vlissingen liggende Zweedse bergings stoomvaartuig Helios (van de Neptun Salvage Company). De Hugo&Clara had haar schroef en roer verloren en stond vol water wat de Helios geassisteerd door een sleepboot  trachtte weg te pompen. Een deel van haar bemanning was ten tijde van de berging aan boord teruggekeerd, de rest verbleef in het gebouw Elim. Het schip was in 1883 te Leith gebouwd met een register tonnage van 946 bruto en 454 netto ton. Na een onderzoek door experts ter plaatse werd het schip door de drie sleepboten naar Antwerpen gesleept. Alleen door continue te pompen werd ze ‘drijvende’ gehouden.

In eerste instantie ging in de kranten alle aandacht naar het schip uit, pas later kwamen de redders meer in beeld. De Vlissingse Courant van 17 februari schreef dat de minister van marine ‘zijne bijzondere tevredenheid’ betuigde aan de redders. We komen dan ook eindelijk hun namen te weten. Het waren kwartiermeesters F.H. Jilleba en I. Kamers en de roeiers 1e klasse C.H. Lems, P. de Pierre, D.J. Baljé en R. Pot. De laatste naam is ons al bekend, want aan hem werd de bovenafgebeelde oorkonde uitgereikt. Op 21 november werd op het kantoor van de inspecteur van het Nederlandse loodswezen te Vlissingen aan alle redders een beloning van de Duitse regering overhandigd. Tijdens de toespraak van de inspecteur kreeg iedereen zestig gulden en Jilleba die dienst deed als schipper bovendien een zeekijker.

De directie van de Zuid-Hollandsche maatschappij tot redding van schipbreukelingen, gevestigd te Rotterdam, beloonde in maart de bemanning van de Belgische sleepboot Thames met 100 gulden voor hun aandeel in de redding.

De kapitein van de Hugo&Clara moest nog wel voor het Duitse zeegerecht verschijnen om verantwoording af te leggen voor de stranding. Hij verklaarde dat hij die nacht probeerde het nauwe vaarwater in te varen om een veilige ankerplaats te vinden. Het schip raakte echter te ver uit de koers en met een onvoldoende ‘vurengezicht’ (lichtbakens) ging het mis. Het zeegerecht vond het verlaten van het schip een juiste beslissing, echter de kapitein had niet de plek des onheil mogen verlaten. Hij had achter moeten blijven en de wacht houden in plaats van zijn toevlucht in Vlissingen te zoeken.

dinsdag 29 april 2014

Hoe een archief haar documenten voor de ‘eeuwigheid’ bewaart

Bezoekers staan er niet bij stil wat er achter de schermen van een archief gebeurt. Je kan thuis al het nodige vooronderzoek verrichten via de computer of je doet dat ter plaatse op de studiezaal. Maar in beide gevallen is er al heel wat werk verricht door de mensen op het archief. Archieven zijn toegankelijk gemaakt via inventarissen of bijvoorbeeld indexen op persoonsnamen. Veelal is dit alles ook op het internet beschikbaar via de eigen website van het archief of via www.archieven.nl Maar met het beschrijven van archiefstukken houdt het niet op. Net zoals je de kozijnen van een huis verft om het hout tegen de weersomstandigheden te beschermen, doen ook wij aan materiële verzorging. Je wilt thuis geen rottend hout en wij willen geen gescheurde of beschimmelde archiefstukken in ons depot hebben!

Een van de belangrijkste voorwaarden is het hebben van een archiefbewaarplaats met klimaatvoorziening. Het mag niet te droog maar ook niet te vochtig, niet te warm en niet te koud zijn. Speciale software stuurt constant het klimaat bij. Daar hoeven wij niet veel aan te doen. Maar daar blijft het niet bij.

Archiefstukken worden ook ontdaan van de zogenaamde hecht- en bindmiddelen als nietjes, paperclips en elastiekjes. De eerste twee hebben de neiging om te roesten en de laatste drogen uit én erger nog de restanten blijven aan het papier plakken. Plakband heeft ook van die nare eigenschappen. De naam verraadt het al: het plakt. Ook plakband heeft na verloop van tijd de neiging om of uit te drogen óf en dat is vele keren erger als het ware op te lossen in een vieze substantie. In het eerste geval blijven bruingekleurde plekken achter, in het tweede geval een substantie die veel beter plakt dan het originele plakband! Een ramp omdat dit nauwelijks te verwijderen is, behalve dan met aceton (even voorkomen dat je ‘high’ wordt) of soms met een warme föhn.

De archiefstukken kunnen ook gewoon vies zijn. Met speciale sponzen wordt het papier schoon ‘geboend’ (=droog reinigen) en het vuil weggeveegd met zachte borstels of met speciale stofzuigertjes.
Het meest vervelende is schimmel, die ook gezondheid ernstig kan aantasten. Gammastraling of vergassen moet dan voorkomen dat de schimmel actief blijft of wordt.

Een deel van de materiële verzorging doen wij zelf. Wij gebruiken zuurvrije en weekmakersvrije verpakkingsmaterialen als mappen, dozen en omslagen. Voor kaarten, tekeningen en prenten gebruiken we vaak Melinex. In plaats van een ballpoint wordt met potlood geschreven om vlekken door lekkende inkt te voorkomen. Kleine scheurtjes e.d. worden in eigen beheer gerepareerd. Als het niet anders kan, wordt het werk uitbesteed aan een restauratie-atelier. Hier worden de grote (re) scheuren gerepareerd, ontbrekende delen/gaten aangevezeld of versterkt bijvoorbeeld met Japans papier.
Dus wanneer je de volgende keer op de studiezaal komt en je krijgt een brief verpakt in blauwgekleurd papier of een charter (brief op perkament) in een soort doorzichtig plastic (Melinex) dan weet je nu waarom.

maandag 10 februari 2014

Educatie en het gebruik van schoolplaten


 Foto Kees de Grave

Morgenochtend dinsdag 11 februari komt groep 8a van de basisschool CBS De Wissel langs op het gemeentearchief. Ze zijn bezig met het geschiedenisproject 50 jaar voor Christus-2014 verdeeld in tien tijdvakken. Voor elk tijdvak moeten de leerlingen ook nagaan wat er toen in Vlissingen gebeurde. De afgelopen weken zijn dan ook met enige regelmaat kinderen langs geweest of hebben ze opgebeld/gemaild. Dat is een goede zaak want wij presenteren ons tenslotte ook als het kenniscentrum van Vlissingen als het gaat om de plaatselijke geschiedenis. Toch lopen we dan ook tegen beperkingen aan. Er zijn bijvoorbeeld geen archiefstukken bewaard gebleven over de Romeinen in Vlissingen. En ‘dankzij’ de Engelsen en Napoleon is er helaas ook veel minder archief bewaard gebleven sinds het ontstaan van Vlissingen meer dan 700 jaar geleden. Hoe dat laatste zit? Wel, Napoleon had grootse plannen en wilde ook Engeland toevoegen aan zijn imperium. Er werd een grote vloot van (transport) schepen uitgerust voor een invasie. Vlissingen speelde hierbij een belangrijke rol en de al bestaande marinefaciliteiten waren verder uitgebreid. Antwerpen moest een van de scheepsbouwcentra van de Franse marine worden. De dreigende invasie baarde de Engelsen zorgen en op hun beurt vielen ze Walcheren binnen op weg naar Antwerpen. Bij hun terugtocht brachten zij grote schade toe aan bijvoorbeeld de Dokhaven in Vlissingen. Al snel kwamen de Fransen terug en werd met het herstel van de oorlogsschade begonnen. Helaas was de grootste (cultuur-historische) schade voor Vlissingen onomkeerbaar. De Engelsen hadden namelijk tijdens het bombardement waarmee zij hun invasie begonnen het Vlissingse stadhuis in brand geschoten. Nu was dat een schitterend gebouw en dus een groot verlies. Alleen op zolder lag het stadsarchief en papier en perkament hebben de vervelende gewoonte goed te branden. Weg stadsarchief dus! Althans het overgrote deel.

In onze atlas (HTA-ID850) hebben we deze mooie prent van het brandende stadhuis 
op 14-8-1809

Het MuZeeum in Vlissingen bezit nog een van de Engelse Congreve-raketten gebruikt tijdens de beschieting.

Nu heeft het gemeentearchief ook geen white-board in huis maar straks wel wijsgierige kinderen. Dus hoe dit op te lossen? Gelukkig zijn wij in het bezit van een grote collectie originele schoolplaten, de white-boards van het verleden. Hieruit worden voor elk tijdvak een of meerdere schoolplaten gelicht. Vervolgens worden er een of meerdere archiefstukken en prenten bijgezocht met de bijbehorende verhalen. Vanwege én de beschikbare ruimte én om voldoende interactie te krijgen, is in overleg met de leraar de groep in tweeën gesplitst. Eén groep start in het gemeentearchief, de tweede groep start met een rondleiding rond de Dokhaven. Vervolgens wisselen na een uur beide groepen. Voor de rondleiding is een plattegrond gemaakt met bijbehorende teksten met aandacht voor de maritieme en industriële revolutiegeschiedenis van Vlissingen. Nu maar hopen op mooi weer morgen!

Foto Kees de Grave

woensdag 15 januari 2014

Het fregat Hr.Ms. Diana en de bevrijding van de christenslaven in 1816



Historische topografische Atlas
Het gemeentearchief Vlissingen is in het bezit van een grote en rijke historische topografische atlas. Bij ‘rijke’ moet niet direct aan geld worden gedacht, maar meer aan de cultuur-historische waarde. De tekeningen, prenten en dergelijke brengen de Vlissingse en nationale geschiedenis letterlijk en figuurlijk in beeld. Achter elke prent zit één of meerdere verhalen. De 19e eeuwse prent waarover ik nu het wil hebben, toont een afbeelding van het fregat de Diana. Het bijbehorende onderschrift is helaas slecht te lezen. Echter het woord ‘Algiers’ valt op. Maar wat hebben de Diana en Algiers en christenslaven nu met elkaar te maken? In het volgende stukje wordt daar dieper op ingegaan.

HTA Gemeentearchief Vlissingen ID 487 Originele bron

Barbarijse staten en slaven
In 2013 en 2013 wordt veel aandacht besteed aan de Transatlantische slavenhandel en de afschaffing van de slavernij en het Nederlandse aandeel hierin. Het feit dat ook de Verenigde Oostindsche Compagnie geen schone handen had, krijgt veel minder aandacht. Maar ook zeelieden die met name op de Middellandse Zee voeren, liepen een zeker risico tot slavernij te worden veroordeeld. Eeuwen lang werden de schepen uitgerust door de Barbarijse Staten gevreesd. Deze staten moeten worden gesitueerd langs de Noord-Afrikaanse kust waarbij het gaat om de hedendaagse landen Marokko, Algerije, Tunesië en Libië. Ondanks dat het ging om vazalstaten van de Turkse sultan hadden zij een grote zelfstandigheid of beter gezegd eisten zij die op. Het gevolg was dat Europese en Noord-Amerikaanse koopvaardijschepen geterroriseerd werden door deze Barbarijse piraten. Algiers was één van de voornaamste uitvalbases en rustte de grootste vloot uit. De regeringen van bijvoorbeeld de Republiek der Verenigde Nederlanden en Denemarken boden grote geldbedragen aan indien men hun schepen ongehinderd liet passeren. Helaas gebeurde het regelmatig dat toch een schip werd geplunderd en haar bemanning gevangen werd genomen en eindigde in slavernij. Geregeld zonden Europese staten oorlogsschepen om aan deze praktijken een eind te maken. Echter zonder veel resultaat. Ook onze nationale en Vlissingse held De Ruyter trachtte dit tevergeefs. De bekende slavenkas van Zierikzee was ingesteld om zeelieden afkomstig uit Zierikzee uit de Barbarijse slavernij vrij te kopen.

Aan het eind van de 18e eeuw was geheel Europa in een strijd op leven en dood verwikkeld. Nederland was in 1795 veroverd en was sindsdien niet meer dan een Franse vazalstaat bekend als de Bataafse Republiek. In 1797 leed de Nederlandse vloot bij Kamperduin een ontluisterende nederlaag tegen de Engelse marine. Uiteindelijk werd Nederland zelfs een deel van het Franse keizerrijk. Tijden verkeren echter. In 1814 vocht Nederland aan de zijde van Engeland toen Napoleon in 1815 terugkeerde van zijn verbanningsoord op Elba en opnieuw - zij het tevergeefs- een greep naar de macht deed. Deze roerige periode tussen 1793 en 1815 gaf de Barbarijse piraten wel veel speelruimte. Nadat de rust in 1815 was weergekeerd, kon men in Europa de aandacht weer op andere problemen richten.

Algiers beschoten in 1816
In 1816 besloten Engeland en Nederland gezamenlijk op te treden tegen de Dei van Algiers. Er werd een gezamenlijk eskader uitgerust onder het commando van admiraal Lord Exmouth, de Diana was een van de fregatten die Nederland meestuurde. Op 27 augustus werd de stad Algiers onder vuur genomen. De Dei van Algiers had namelijk het juist gesloten verdrag op bloedige wijze ter zijde geschoven. Het bombardement leverde een nieuw verdrag, ondertekend op 24 September, op. Bovendien werden maar liefst 1.083 christen slaven bevrijd, gevolgd door later nog eens 3.000 slaven. Echter de vrede was van korte tijd. Algiers en de andere Barbarijse staten hervatten hun piraterij. De personele verliezen aan de zijde van de Engelsen en Nederlanden waren zwaar. Zo waren aan boord van de Diana 6 doden en 22 gewonden te betreuren. De Middelburgsche Courant van 10 september 1816 publiceerde een extract uit een brief geschreven aan boord van de Diana op 10 augustus liggende te Gibraltar. De brief is in alle haast geschreven want de volgende morgen vertrekken zij om Algiers’’plat te schieten’. ‘Daar was volgens de briefschrijver wel alle reden toe:’Ik geloof nu wel dat het menens zal zijn; ten minsten de Engelschen hebben er wel reden toe dewijl de Algerijnen alle de Engelschen, die in hunne stad waren, vermoord hebben.’

Een Engelse fregat aangekocht
De Diana en haar zusterschepen werden ontworpen door sir John Henslew. De Artois-klasse waartoe zij behoren, werd goedgekeurd op 2 Maart 1793. Op 28 maart werd opdracht gegeven aan de scheepswerf van Randall&Co. te Rotherhithe haar op stapel zetten iets wat dezelfde maand nog plaatsvond. Het jaar daarop werd zij op 3 maart te water gelaten en op 6 juni werd zij liggende op de marinewerf te Deptford in dienst gesteld. Haar bouwkosten inclusief de eerste uitrusting bedroegen 21.991 Engelse ponden. Bewapend met 38 kanons waren haar afmetingen 121’8½”(kiel)-146‘3“(geschutsdek) x 39’1½” x 13’0” en mat 999 43/54 tons, alles in Engelse maten. Zij kon ‘gelijk aan de bak’ en was op 23 augustus van dat jaar al betrokken bij de vernietiging van het Franse fregat La Voltontaire. In de daaropvolgende jaren veroverde zij diverse kapers en was verwikkeld in gevechten met Franse oorlogsschepen. In 1812 kreeg zij haar hard verdiende rust toen zij werd opgelegd te Plymouth gevolgd door grote reparaties tussen maart 1813 en September 1814 op de scheepswerf van Isaac Blackburn, Turnchapel. De volgende stap was haar opnieuw uit te rusten en gereed te maken voor de volgende stap in haar loopbaan. Dat gebeurde op de marinewerf te Plymouth tussen September 1814 en de eerste maanden van 1815. Die volgende stap was een opvallende, zij werd verkocht aan de voormalige vijand: Nederland. Voor het luttele bedrag van 36/796 Engelse ponden werden wij de nieuwe eigenaar.

Nadat het Franse juk was afgeworpen en men in Nederland met de wederopbouw begon, bleek al snel dat onze marine niet veel meer voorstelde. Op papier was zij formidabel met een groot aantal linieschepen en fregatten, de werkelijkheid lag anders. Vele schepen waren gebouwd van inferieure bouwmaterialen, iets wat al snel leidde tot grote problemen. De aankoop van een fregat dat haar sporen had verdiend was een weloverwogen keuze. Een keuze die al snel op zijn waarde werd geschat. De exacte datum dat zij in dienst werd gesteld als een Nederlands oorlogsschip verschilt. Het koninklijk besluit den dato 27 maart no. 2 spreekt van een indienstelling onder het commando van kapitein Ziervogel met een bemanning van 280 koppen. Op 19 juni ging zij het zeegat uit met de Nederlandse vlag in top. Na haar optreden te Algiers in 1816 keerde zij terug naar Nederland. Op 26 oktober arriveerde de Diana in Vlissingen en op 30 oktober werd zij uit dienst gesteld.

Het einde van de Diana
Zij deed ruim twintig jaar dienst bij de Koninklijke Marine tot zij op 15 November 1838 buiten dienst werd gesteld. Niemand zal vermoed hebben dat zij binnen enkele maanden verloren zou gaan. In de Overijsselse courant van 22 januari 1988 wordt een bericht opgenomen gedateerd Den Helder de 17e. Daaruit bleek dat een dag eerder om 21.30 uur, een grote brand uitbrak aan boord van de Diana, die op dat moment in het droogdok op de marinewerf te Willemsoord (Den Helder) lag. Ondanks alle pogingen om de brand te blussen greep deze zo snel om zich heen dat het bovenschip geheel uitbrandde. Men was de brand pas de volgende morgen om 10 uur meester. Het wrak werd verkocht voor ƒ 15.750.



Advertentie uit de Nederlandsche Staatscourant van 30 maart 1839 tot verkoop van het wrak


Bronnen
Scheepsjournalen Archief Ministerie van Marine (Nationaal Archief te ‘s-Gravenhage).
Aanhangsel na 1813 inv.no. 55 Archief Ministerie van Marine (Nationaal Archief te ‘s-Gravenhage).
A.J. Vermeulen. De schepen van de koninklijke marine en die der gouvernementsmarine 1814-1962.
Rif Winfield. British Warships in the Age of Sail 1793-1817. Design, Construction, Careers and Fates. 2005.
Historisch-Topografische Atlas Gemeentearchief Vlissingen ID 487.
Overijsselsche Courant van 22 januari 1839.
Nederlandsche Staatscourant van 30 maart 1839.
Middelburgsche Courant van 10 september 1816.

maandag 2 december 2013

Het fregat De R(h)ijn van zeil naar stoom naar zeil in onze Historisch Topografische atlas

Beelden zeggen vaak meer dan woorden. De populariteit van onze fotocollectie bij het grote publiek neemt dan ook steeds verder toe. Dat is ook zicht- en merkbaar bij onze (foto)exposities. Daar volstaan we met korte onderschriften en een catalogus want de praktijk wijst uit dat lange teksten slechts door een enkeling worden gelezen. Voor dat laatste zijn weblog en website beter geschikte media. Op de laatste expositie zijn QR-codes ingezet die voor meer informatie verwezen naar dit weblog. Je hoopt bij een foto-expositie altijd op interactie tussen bezoekers en foto's. Dat kan van een 'O ja' en Ken je hem nog' gehalte zijn, maar stiekem hoop je op meer. Het mooiste is wanneer een foto in de tijd wordt geplaatst en men relaties onderkent en dwarsverbanden legt met andere foto's en/of gebeurtenissen', een breder perspectief dus.

Naast onze omvangrijke fotocollectie beschikt het gemeentearchief Vlissingen ook nog over een Historisch Topografische atlas, misschien oneerbiedig aan te duiden als een prentenkabinet. Inderdaad er bevinden zich prenten in maar bijvoorbeeld ook kaarten. Jammer genoeg is deze atlas veel minder bekend bij het grote publiek dit ondanks de rijkdom die deze schatkamer bevat. Elke prent etc. wordt door ons zo nauwkeurig mogelijk beschreven inclusief datering. Alleen het achterliggende verhaal is vaak een stiefkindje. Soms omdat het onbekend is, soms omdat de tijd ontbreekt. Als voorbeeld dienen de volgende twee prenten die ogenschijnlijk niet aan elkaar gerelateerd zijn, uitgezonderd dat het gaat om een en dezelfde schip.

De negentiende eeuw wordt gekenmerkt door onder meer grote maatschappelijke en technologische veranderingen en ontwikkelingen. Voor de marine betekende dat bijvoorbeeld de overschakeling van zeil op stoomvermogen en het bepantseren van haar schepen. Ook onze marine ontkwam hier niet aan. Dit ondanks dat vele officieren minder gecharmeerd waren van de invoer van stoomvermogen. De herrie, het neerslaan van roet uit de schoorstenen en het vrijkomende kolengruis bij het bunkeren zullen daar debet aan zijn geweest plus  een antipathie tegen nieuwigheden. Het was de marinewerf te Vlissingen die een grote rol speelde in dit veranderingsproces.

Het fregat De R(h)ijn bewapend met 44 kanonnen werd op 5 oktober 1816 te water gelaten op de Rotterdamse marinewerf. In maart 1813 was zij als de La Vestale op stapel gezet door scheepsbouwer P. Glavimans met de afmetingen 145 x 36,8 x 19 Franse voet of 55,25 x 12,3 x 5,75 meters en een waterverplaatsing van 2.485 tons. In 1814 werd zij toegewezen aan Nederland als deel van de herstelbetalingen en wederopbouw van onze marine en herdoopt in Rijn. In 1825 werd besloten haar te verlengen en te verbouwen tot een stoomschip. Zij werd in tweeën gezaagd en een stuk met een lengte van 23 meter werd er tussen geplaatst. De verbouwing liep op een mislukking uit. Dit was te wijte aan problemen met de door Cockerill, Seraing, België geleverde stoommachines en schepraderen. In 1830 opnieuw doorgezaagd werd een stuk verwijderd met een lengte van 16,7 meter verwijderd. Op de Amsterdamse marinewerf is zij uiteindelijk verbouwd tot een zeilfregat bewapend met 54 kanonnen.(1) Na terugkomst uit de Oost werd zij op 1 april 1851 buiten dienst gesteld en vanaf 1852 deed zij dienst als wachtschip te Hellevoetsluis, later te Willemsoord. In 1875 tenslotte werd zij gesloopt op de marinewerf te Hellevoetsluis in het zogenaamde Jan Blankendok.  Dit droogdok is vergelijkbaar met het Vlissingse Dok van Perry zij het van jongere datum.

HTA digitaal nr. 3337. Omschreven als een gewassen inkttekening van de hand van H. Speeleveldt gedateerd 2 april 1826 met als omschijving dat het fregat De Rhijn op de werf te Vlissingen was doorgezaagd om te worden verbouwd tot een stoomvaartuig. 

Op de tekening zijn duidelijk de twee helften te zien. Op de achtergrond zijn de zogenaamde grote kappen zichtbaar, met in de voor ons rechter kap de romp van een schip. Vermoedelijk was dit de romp van het linieschip Neptunus. Gelet op de situering liggen beide helften van de Rijn op wat later bekend stond als de Noord- en Zuidhellingen, waarvan de laatste resten tot op vandaag toe nog zichtbaar zijn.

Het originele model wordt bewaard op het Rijksmuseum (NG-MC-427, duurzame URL:http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.244059) 

Dit model van haar schegbeeld van hout en rode was is gemaakt door een modelmaker werkzaam op de Vlissingse marine. Volgens de omschrijving stelt het een mannelijke torso voor gekleed in een klassieke klederdracht. Het beeld geplaatst op een zogenaamd voluut symboliseert de Rijn.

Nadat de De Rijn weer was omgebouwd in een puur zeilfregat deed zij onder meer dienst in de Oost. Van haar laatste reis is een scheepsjournaal (toegang 112 inv.nr. 5624) bewaard gebleven. Dit journaal werd op 19 maart 1940 door T.C. Dommisse geschonken aan Van Grol. Het beslaat de periode 1 mei 1847 tot 1 April 1851 en werd bijgehouden door luitenant Kindt. Deze meldde zich op 1 mei 1847 aan boord van De Rijn op dat moment liggende in het dok te Vlissingen. Haar commandant was kapitein ter zee E.A. Jöhr. Op de 13e om 8 uur s. morgens vertrok het schip via de marinesluis naar de voorhaven waar men om 11.45 aankwam. De volgende dag verhaalde men naar de rede waar geankerd werd naast de Cerberus 'met heerlijk mooi zomerweder en gingen toen op ons gemak aan de Kaffij'. Wil je verder weten hoe de reis en het verblijf in de Oost verliep, kom dan maar het journaal inzien! Op 13 maart 1851 keerde men te Vlissingen terug, de 17e ging men in het dok [bedoeld is vermoedelijk de Dokhaven]. Na afgetuigd te zijn en alle etenswaren e.d. van boord te zijn gehaald werd op 1 april de vlag en wimpel neergehaald en met een drietal hoera's van de officieren en het detachement mariniers het schip buiten dienst gesteld.

HTA no. 4021 Deze schitterende tekening is verwijderd uit het scheepsjournaal en overgebracht naar de Historisch Topografische Atlas voor een beter materieel beheer. 

Note
1. De Middelburgsche Courant d.d. 13 oktover vermeldde de tewaterlating van het 'schoon gebiuwde'fregat De Rijn geboord voor 60 stukken op de marinewerf te Vlissingen op de 11e in de aanwezigheid van civiele en militaire autoriteiten en een groot publiek.