In 1609 gaf de stad opdracht tot het graven van de Ooster- of Dokhaven, dit op aandringen van prins Maurits. Via de oude stadsgracht en een sas of sluis stond de haven in verbinding met de Schelde. In 1614 waren de werkzaamheden gereed en op 9 juli in gebruik genomen. Vandaag is de havenmond niet meer zichtbaar in het landschap. De dijk is doorgetrokken. Direct hierachter is een glooiend grasveld met daarop het monument voor de landing van de Britse, Franse en Nederlandse commando’s op 1 november 1944. Hier moet ongeveer de havenmonding of voorhaven worden gesitueerd. De gracht die deze voorhaven verbond met de Dokhaven is inmiddels ook nagenoeg geheel gedempt. Er resteert nog een klein stukje doorlopend water waar ook de hoofden van de voormalige marinesluis nog zichtbaar zijn. In 1869-1873 werd het Kanaal door Walcheren aangelegd en de Dokhaven hierop aangesloten waardoor een nieuwe verbinding met de Schelde ontstond. Nog steeds kan zo van en naar de Schelde worden gevaren. Wel moet dan eerst de brug in de Koningsweg worden opengezet en moet er geschut worden in het sluizencomplex nabij het station.
De voormalige toegang tot de marinehaven gezien vanaf de dijk richting de Schelde. Links en rechts zijn nog paalhoofden zichtbaar.
Situatie 30-06-2013.
foto Ron van Maanen
Vanaf de dijk richting het commandomonument. Hier bevond zich de feitelijke marinehaven ook wel aangeduid als voorhaven. Waar rechts op de de foto gebouwen staan, moet de admiraliteitswerf worden gesitueerd. Situatie 30-06-2013
foto Ron van Maanen
Vanaf het commandomonument richting de dijk gekeken. Op deze plaats was de marinehaven gelegen, via de marinesluis toegang gevende tot de Dokhaven. Situatie 30-06-2013.
foto Ron van Maanen
Aan het eind van de Dokhaven bevond zich onder meer de werf van de Zeeuwse Admiraliteit. Door de vergroting van de Dokhaven uitgevoerd tussen 1688 en 1693 verhuisde deze werf noodgedwongen. Vanaf dan is zij gelegen aan de oostzijde van de voorhaven die toegang gaf tot de Schelde. De Zeeuwse admiraliteit had meerdere werven, die van Vlissingen was de grootste. De Vlissingse werf was een combinatie van constructie- en equipagewerf oftewel nieuwbouw en uitrusting. Van de nieuwbouw moet men geen hoge verwachtingen hebben. Vanwege geldgebrek werden in de 18e eeuw nauwelijks nog schepen gebouwd c.q. uitgerust. Het reilen en zeilen van de werf was de verantwoordelijkheid van de equipagemeester. Deze hield alle inkomsten en uitgaven in een rekening bij en legde later hiervoor verantwoording af. Als we de rekening over 1793-1794 van Johannes Pruijst er op na slaan, krijgen we een idee welke oorlogsschepen Vlissingen als thuishaven hadden. In die jaren waren dat de Zuid-Beveland (1746), Walcheren (1767), Goes 1781), Zeeland (1782), Tholen (1782) en de Wilhelmina (1787) alle gebouwd te Vlissingen en verder nog de aangekochte schoener Dolfijn (1781), kotter Zeemeeuw (1781) en brik Meermin (1785).
Gemeentearchief Vlissingen HTA 354. Prent 1779.
Op de werf waren meerdere scheepshellingen aanwezig. Rond 1781 werd opnieuw een aangelegd. De Gecommitteerde Raaden van de Zeeuwse Admiraliteit maakten in de Middelburgsche Courant d.d. 10 mei 1781 bekend dat zij op maandag de 21e om 11.00 uur de aanleg van een scheepshelling op de Vlissingse admiraliteitswerf aan de laagst biedende aan wilden besteden. De bedoeling was op deze helling een schip van 50 kanons te bouwen. De voorwaarden konden bij de griffie worden ingezien of bij equipagemeester Haringman.
Dat hiermee geen einde kwam aan het gebruik van de werf toont onderstaande plattegrond uit augustus 1807 aan. Er bestaan op dat moment naast de mastloods vier scheepshellingen waaronder een sleephelling. Op stapel staan drie schepen, de le Vautour, de la Fidelle en de le Royal de Hollandais. Het eerste schip was een in 1806 op stapel gezette korvet brik, die na te zijn afgebouwd in 1813 is vergaan. Het tweede schip was het in 1807 op stapel gezette fregat la Fidèle, dat in 1809 door de Engelsen is veroverd en meegenomen naar Engeland. In 1812 is het in Engelse dienst als de HMS Laurel vergaan. Het derde schip tenslotte is het in 1806 op stapel gezette linieschip le Royale (Engelse bronnen claimen Royal-Hollandais) dat op 17 juli 1809 onafgebouwd door de Engelsen is veroverd, gedemonteerd en meegenomen naar Engeland. In juni 1810 op de Woolwich Dockyard opnieuw op stapel gezet, werd zij als de HMS Chatham op 14 februari 1812 te water gelaten en op 25 april in dienst gesteld. Haar loopbaan was van korte duur. Het gebruikte hout voor haar bouw was van slechte kwaliteit en binnen enkele jaren werd het schip opgelegd en na vijf jaar al weer verkocht. De linieschepen die na 1814 werden overgenomen door de Koninklijke Marine en die tijdens de Franse tijd met slechte kwaliteit hout gebouwd waren, kampten met hetzelfde probleem.
Overigens claimen Engelse bronnen dat zij op 17 augustus 1809 naast de le Royal Hollandais en de la Fidèle verder een op stapel staande brik en fregat hebben vernietigd. Bij het terugtrekken werd de Dokhaven onbruikbaar gemaakt en gebouwen als het Arsenaal etc. in brand gezet. Nadat de Engelse troepen waren vertrokken, begonnen de Fransen met de wederopbouw.
De voormalige toegang tot de marinehaven gezien vanaf de dijk richting de Schelde. Links en rechts zijn nog paalhoofden zichtbaar.
Situatie 30-06-2013.
foto Ron van Maanen
Vanaf de dijk richting het commandomonument. Hier bevond zich de feitelijke marinehaven ook wel aangeduid als voorhaven. Waar rechts op de de foto gebouwen staan, moet de admiraliteitswerf worden gesitueerd. Situatie 30-06-2013
foto Ron van Maanen
Vanaf het commandomonument richting de dijk gekeken. Op deze plaats was de marinehaven gelegen, via de marinesluis toegang gevende tot de Dokhaven. Situatie 30-06-2013.
foto Ron van Maanen
Aan het eind van de Dokhaven bevond zich onder meer de werf van de Zeeuwse Admiraliteit. Door de vergroting van de Dokhaven uitgevoerd tussen 1688 en 1693 verhuisde deze werf noodgedwongen. Vanaf dan is zij gelegen aan de oostzijde van de voorhaven die toegang gaf tot de Schelde. De Zeeuwse admiraliteit had meerdere werven, die van Vlissingen was de grootste. De Vlissingse werf was een combinatie van constructie- en equipagewerf oftewel nieuwbouw en uitrusting. Van de nieuwbouw moet men geen hoge verwachtingen hebben. Vanwege geldgebrek werden in de 18e eeuw nauwelijks nog schepen gebouwd c.q. uitgerust. Het reilen en zeilen van de werf was de verantwoordelijkheid van de equipagemeester. Deze hield alle inkomsten en uitgaven in een rekening bij en legde later hiervoor verantwoording af. Als we de rekening over 1793-1794 van Johannes Pruijst er op na slaan, krijgen we een idee welke oorlogsschepen Vlissingen als thuishaven hadden. In die jaren waren dat de Zuid-Beveland (1746), Walcheren (1767), Goes 1781), Zeeland (1782), Tholen (1782) en de Wilhelmina (1787) alle gebouwd te Vlissingen en verder nog de aangekochte schoener Dolfijn (1781), kotter Zeemeeuw (1781) en brik Meermin (1785).
Gemeentearchief Vlissingen HTA 354. Prent 1779.
Op de werf waren meerdere scheepshellingen aanwezig. Rond 1781 werd opnieuw een aangelegd. De Gecommitteerde Raaden van de Zeeuwse Admiraliteit maakten in de Middelburgsche Courant d.d. 10 mei 1781 bekend dat zij op maandag de 21e om 11.00 uur de aanleg van een scheepshelling op de Vlissingse admiraliteitswerf aan de laagst biedende aan wilden besteden. De bedoeling was op deze helling een schip van 50 kanons te bouwen. De voorwaarden konden bij de griffie worden ingezien of bij equipagemeester Haringman.
Gemeentearchief Vlissingen HTA449
In 1795 valt Frankrijk de republiek binnen en worden de eeuwenoude admiraliteiten opgeheven. Dat betekent echter niet het einde voor de werf. In ieder geval in 1803-1804 was de werf nog volop in bedrijf. De Franse keizer Napoleon beoogde een invasie in Engeland en een deel van de benodigde schepen werden gebouwd c.q. uigerust in Vlissingen. Onder het commando van de voormalige Nederlandse marine officier Christiaan Antonie Verhuell nu in Franse dienst voer het Vlissingse flottielje in twee gedeelten met als eindbestemming Boulogne en Ambleteuse. Van de beoogde invasie kwam echter niets terecht. Was in 1795 nog tussen Frankrijk en de Bataafse Republiek afgesproken gezamenlijk de stad Vlissingen te besturen, in 1807 veranderde dit. Als gevolg van het verdrag van Fontainebleau van 11 november 1807 werd de stad afgestaan aan Frankrijk. Op 21 januari 1808 werd dit geformaliseerd en maakte Vlissingen deel uit van het arrondissement Eeklo, departement Schelde.Dat hiermee geen einde kwam aan het gebruik van de werf toont onderstaande plattegrond uit augustus 1807 aan. Er bestaan op dat moment naast de mastloods vier scheepshellingen waaronder een sleephelling. Op stapel staan drie schepen, de le Vautour, de la Fidelle en de le Royal de Hollandais. Het eerste schip was een in 1806 op stapel gezette korvet brik, die na te zijn afgebouwd in 1813 is vergaan. Het tweede schip was het in 1807 op stapel gezette fregat la Fidèle, dat in 1809 door de Engelsen is veroverd en meegenomen naar Engeland. In 1812 is het in Engelse dienst als de HMS Laurel vergaan. Het derde schip tenslotte is het in 1806 op stapel gezette linieschip le Royale (Engelse bronnen claimen Royal-Hollandais) dat op 17 juli 1809 onafgebouwd door de Engelsen is veroverd, gedemonteerd en meegenomen naar Engeland. In juni 1810 op de Woolwich Dockyard opnieuw op stapel gezet, werd zij als de HMS Chatham op 14 februari 1812 te water gelaten en op 25 april in dienst gesteld. Haar loopbaan was van korte duur. Het gebruikte hout voor haar bouw was van slechte kwaliteit en binnen enkele jaren werd het schip opgelegd en na vijf jaar al weer verkocht. De linieschepen die na 1814 werden overgenomen door de Koninklijke Marine en die tijdens de Franse tijd met slechte kwaliteit hout gebouwd waren, kampten met hetzelfde probleem.
Overigens claimen Engelse bronnen dat zij op 17 augustus 1809 naast de le Royal Hollandais en de la Fidèle verder een op stapel staande brik en fregat hebben vernietigd. Bij het terugtrekken werd de Dokhaven onbruikbaar gemaakt en gebouwen als het Arsenaal etc. in brand gezet. Nadat de Engelse troepen waren vertrokken, begonnen de Fransen met de wederopbouw.
Na 1814 veranderde de bestemming van de voormalige admiraliteitswerf van constructiewerf in uitrustingswerf. Als gevolg van een internationaal verdrag werd de nieuwe marinewerf in Antwerpen gesloten en afgebroken. De nieuwe marine constructiewerf werd gevestigd aan het einde van de Dokhaven. Hier werden vijf nieuwe hellingen (waaronder een sleephelling) aangelegd. Na de opheffing van de marinewerf in 1868 werden deze hellingen in 1875 door de Mij. De Schelde in gebruik genomen voor nieuwbouw. De uitrustingswerf werd ook overgenomen door De Schelde en behield haar taak. Inmiddels zijn op dit terrein Damen Schelde Naval Shipbuilding en Amels Vlissingen jachtbouw gevestigd. De voormalige marinehaven inclusief de sluis toegang gevende tot de Dokhaven zijn onder het asfalt verdwenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten