Bevolkings- en burgerlijke
standsregisters zijn dé startbronnen voor de genealoog. Als archivaris hoop je
natuurlijk dat het daar niet bij blijft en dat de stamboom verder wordt
aangekleed met allerlei feitjes. Zo geven militieregisters (1) bijvoorbeeld
interessante informatie over het mannelijke deel van de samenleving en hun
dienstplicht en belastingregisters over het inkomen. Kranten zijn ook bij
uitstek geschikt om het beeld in te kleuren. In het overlijdensregister van de
gemeente Vlissingen staan in de maand september
zeven overlijdensadvertenties, alle betrekking hebbende op mannen afkomstig van
het wachtschip Maas en op 20 september om 3
uur overleden. Nu kan
je volstaan met de datum van overlijden etc. op te nemen in de stamboom, maar
wat is er eigenlijk gebeurd? Met wat extra speurwerk kan je erachter komen wat
er om 15.00 uur op 20 september 1849 gebeurde en wat het leven kostte van Phernambucq
en de zes anderen.
Na de Napoleontische periode
werd het Koninkrijk der Nederlanden gesticht. Een voor Vlissingen
belangrijk besluit was dat de marinewerf te Antwerpen werd opgeheven en een
nieuwe te Vlissingen
opgericht. Dit is inderdaad gebeurd. Het werfcomplex werd later door de
Kon.Mij. De Schelde in gebruik genomen. Er kwam ook een wachtschip te Vlissingen liggen.
Eigenlijk was het niet meer dan een drijvende kazerne om matrozen en mariniers
te huisvesten.(2) Het kwam te liggen in de Dokhaven. In 1842 kwam de Maas naar
Vlissingen en bleef hier tot begin vijftiger jaren in dienst waarna het in 1853
ten behoeve van de sloop te koop werd aangeboden.
Het fregat Maas werd op 15
April 1818 door P. Glavimans op stapel gezet op de marinewerf te Rotterdam en liep op 30
oktober 1822 van stapel. De bewapening bestond uit 44 kanons en de afmetingen
waren 163 (op de waterlijn) x 32 x 22,7 voet met een waterverplaatsing van 1460
ton. Vijf jaar later, 5-30 oktober 1827, werd het schip al geïnspecteerd in het
droge of kieldok te Hellevoetsluis of de zeeworm het hout had aangetast.
Hellevoetsluis had in tegenstelling tot de Rotterdamse marinewerf net als
Vlissingen een droogdok, zij het dat het Jan Blankendok in tegenstelling tot
het dok van Perry in een droog en een nat gedeelte kon worden afgescheiden. In
1831 werd de Maas opnieuw gedokt, nu om de koperen
dubbelhuid op beschadigingen te inspecteren. Later dat jaar vinden enkele
reparaties plaats. In haar actieve loopbaan voer de Maas
onder meer naar de Oost en de West. De
Middelburgsche Courant d.d. 25 december 1841 meldde dat de Maas liggende te Willemsoord op 31 december buiten dienst
werd gesteld. Zij was op 15 mei dat jaar teruggekeerd van Batavia. De Vlissingse Courant meldde op 29 juni 1842 dat de Maas op de 27e
uit Den Helder zou vertrekken gesleept door het marine stoomschip Etna
bestemming Vlissingen. Hier zou zij in dienst als wachtschip worden gesteld.
Haar commandanten in deze jaren zijn N.L. Koops (1-9-1842/1-4-1844), J. Enslie (1-4-1844/1-10-1844), W baron de Raet (16-10-1944/10-11-1847), J.F. de Kist (10-11-1847/1-7-1848) en tenslotte opnieuw W baron de Raet (1-7-1848/16-5-1850). Het schip wordt dan uit dienst gesteld als wachtschip en begint als logementschip aan haar laatste jaren.
In de middag van 20 september
1849 vond om 3 uur een ernstig ongeluk plaats op de marinebatterij opgesteld op
het terrein van de marinewerf. Tijdens het zogenaamde schijfschieten op een op
de Schelde drijvende schijf ontplofte een van de kanons. Zes man werden direct
gedood, twaalf anderen (zwaar)gewond. De gewonden werden direct naar het
hospitaal gebracht waar een van hen alsnog overleed. Een van de gewonden
verkeerden met ernstig hoofdletsel in levensgevaar. Kapitein luitenant ter zee
Van der Hart was licht gewond aan een oog en een hand. De ontploffing moet
inderdaad zeer heftig zijn geweest, gelet op wat de Zierikzeesche Nieuwsbode op de 24e schreef: “De
marine-batterij is in den letterlijken zin verwoest, balken van een gescheurd,
de zoldering gebarsten, zware stukken ijzer van het gesprongen kanon, op
aanzienlijke afstanden geworpen…” Onmiddellijk snelden de marine autoriteiten
als schout-bij-nacht Lucas, commandant van de marinewerf en kolonel der
artillerie Meyl toe naar de plek des onheil. In het hospitaal was
chirurgijn-majoor Van Leersum verantwoordelijk voor de verzorging van de
gewonden. Alle slachtoffers waren afkomstig van De Maas
op dat moment nog steeds wachtschip. Tot de doden behoorden de mariniers
Hendrik Willem Walbrink (32 jaar, geboren Amsterdam),
Pieter van Es (20 jaar, geboren Dordrecht,
Adriaan Phernambucq (18 jaar, geboren Zierikzee), Johann Wilhelm Herwig(21
jaar, geboren Frankfurt a/d Main), Adam Krimp (20 jaar, geboren Brummen) en de
matrozen Pieter Lens (20 jaar, geboren Gouda) en
Christiaan de Bis (20 jaar, geboren te Dordrecht).
Tot de gewonden behoorden de mariniers Reuth, Niehorster, Van Basten en
Everwijn en tot de matrozen Ponsing, Ganzinga, Speijer, Schamp en Winterman.
Twee jaar haalde de Maas
opnieuw de krant, alleen geen plaatselijke maar een krant gepubliceerd in Den Helder. Het weekblad van Den Helder en het Nieuwediep
d.d. 7 April schreef over de ontsnapping van matroos Roest opgesloten op het
wachtschip in afwachting van de krijgsraad. Hij maakte een gat in het dek van
zijn ‘hut’, kwam in de kuil terecht, liep naar de hut van de klerken en stal
daar een uniform van een adelborst en een mantel. Vervolgens kon hij zonder dat
iemand iets verdachts opmerkte in de nacht van 28 maart op zijn gemak van boord
gaan. Nadat zijn ontsnapping ontdekt was, werd zijn hut doorgezocht. Daar vond
men het mes en het volgende door hem geschreven spotvers:
Heeren als Roest wil houwen
Dan moet je ijzere hutte
bouwen
Want een hut of gat van houdt
Is toch nu of nooit
vertrouwd.
Hier is het mes, hier is het
gat
Morge ben ik uit de stadt.
Overste! Of je kijkt of ziet
Morge vind je Roest toch niet.
Of zij Roest ooit nog
gevonden hebben, heb ik (nog) niet kunnen achterhalen. Op 7 april was hij nog
steeds spoorloos. De krant spreekt nog van een wachtschip maar dat is niet
correct, zij dient dan al een jaar als logementschip
Bronnen
Overlijdensregister gemeente Vlissingen 1849
(Gemeentearchief Vlissingen toegang T434 inv.nr. 368).
Rotterdams jaarboekje, diverse jaargangen in te zien via de website van het
gemeentearchief Rotterdam
Archief marinewerf
Hellevoetsluis inv.no. 507 (Nationaal Archief te ‘s-Gravenhage.
Noten
1. Op het National Archief te
’s-Gravenhage zijn de stamboeken bewaard. Daarin kan per militair zijn loopbaan worden
gevolgd. Voor meer gegevens over schepen zijn diverse boeken en/of websites en
–logs beschikbaar. Wil je meer weten over koopvaardijschepen en kapiteins in de
19e eeuw, zie: Nederlandse koopvaardijschepen.
Voor V.O.C. schepen zie http://www.vocsite.nl/schepen/lijst.html
Voor walvisvaart, koopvaardijschepen en oorlogsschepen tussen 1500 en nu zie: Scheepvaart door de eeuwen heen
en voor de Koninklijke Marine tussen 1814 en 1962 het (inmiddels verouderde)
standdaardwerk van A.J. Vermeulen. Schepen
van de Koninklijke Marine en die der Gouvernmementsmarine. Voor
zeiloorlogsschepen van Europese marines tussen 1650 en 1860 zie European navies in the sailing area
2. Soms deed een wachtschip nog actief dienst als
oorlogsschip maar dan alleen voor de lokale defensie.
Op 21 februari 1856 is Jacobus Hermanus Vogelsang overleden aan teringkoorts in het garnizoens-hospitaal, was een jongen van 16 jaar aan boord van Z.M. wachtschip en woonde te Middelburg. Zijn vader was Wouter Vogelsang en zijn moeder Jannetje Rozemond. Is er bij iemand bekend welk wachtschip dit geweest is??
BeantwoordenVerwijderen