Totaal aantal pageviews

dinsdag 29 april 2014

Hoe een archief haar documenten voor de ‘eeuwigheid’ bewaart

Bezoekers staan er niet bij stil wat er achter de schermen van een archief gebeurt. Je kan thuis al het nodige vooronderzoek verrichten via de computer of je doet dat ter plaatse op de studiezaal. Maar in beide gevallen is er al heel wat werk verricht door de mensen op het archief. Archieven zijn toegankelijk gemaakt via inventarissen of bijvoorbeeld indexen op persoonsnamen. Veelal is dit alles ook op het internet beschikbaar via de eigen website van het archief of via www.archieven.nl Maar met het beschrijven van archiefstukken houdt het niet op. Net zoals je de kozijnen van een huis verft om het hout tegen de weersomstandigheden te beschermen, doen ook wij aan materiële verzorging. Je wilt thuis geen rottend hout en wij willen geen gescheurde of beschimmelde archiefstukken in ons depot hebben!

Een van de belangrijkste voorwaarden is het hebben van een archiefbewaarplaats met klimaatvoorziening. Het mag niet te droog maar ook niet te vochtig, niet te warm en niet te koud zijn. Speciale software stuurt constant het klimaat bij. Daar hoeven wij niet veel aan te doen. Maar daar blijft het niet bij.

Archiefstukken worden ook ontdaan van de zogenaamde hecht- en bindmiddelen als nietjes, paperclips en elastiekjes. De eerste twee hebben de neiging om te roesten en de laatste drogen uit én erger nog de restanten blijven aan het papier plakken. Plakband heeft ook van die nare eigenschappen. De naam verraadt het al: het plakt. Ook plakband heeft na verloop van tijd de neiging om of uit te drogen óf en dat is vele keren erger als het ware op te lossen in een vieze substantie. In het eerste geval blijven bruingekleurde plekken achter, in het tweede geval een substantie die veel beter plakt dan het originele plakband! Een ramp omdat dit nauwelijks te verwijderen is, behalve dan met aceton (even voorkomen dat je ‘high’ wordt) of soms met een warme föhn.

De archiefstukken kunnen ook gewoon vies zijn. Met speciale sponzen wordt het papier schoon ‘geboend’ (=droog reinigen) en het vuil weggeveegd met zachte borstels of met speciale stofzuigertjes.
Het meest vervelende is schimmel, die ook gezondheid ernstig kan aantasten. Gammastraling of vergassen moet dan voorkomen dat de schimmel actief blijft of wordt.

Een deel van de materiële verzorging doen wij zelf. Wij gebruiken zuurvrije en weekmakersvrije verpakkingsmaterialen als mappen, dozen en omslagen. Voor kaarten, tekeningen en prenten gebruiken we vaak Melinex. In plaats van een ballpoint wordt met potlood geschreven om vlekken door lekkende inkt te voorkomen. Kleine scheurtjes e.d. worden in eigen beheer gerepareerd. Als het niet anders kan, wordt het werk uitbesteed aan een restauratie-atelier. Hier worden de grote (re) scheuren gerepareerd, ontbrekende delen/gaten aangevezeld of versterkt bijvoorbeeld met Japans papier.
Dus wanneer je de volgende keer op de studiezaal komt en je krijgt een brief verpakt in blauwgekleurd papier of een charter (brief op perkament) in een soort doorzichtig plastic (Melinex) dan weet je nu waarom.

donderdag 10 april 2014

Stenen documenten: het graf van ingenieur Martin

Graf van ingenieur Martin en zijn gezin op de gemeentewerf aan de Vredehoflaan
Fotocollectie gemeentearchief Vlissingen FA 48211. Foto R.H.C. van Maanen

Zo ben je bezig met een educatief project, zo sta je op een begraafplaats. Grafstenen en –monumenten zijn in feite ook een soort van documenten zij het van steen. Maar hoe en waarom kwam ik daar nu terecht?

Volgend jaar bestaat de Vlissingen 700 jaar als stad. Een van de ideeën die geopperd werden, was het maken van een educatieve website voor het onderwijs. Voorwaarden waren onder meer dat de website voor meerdere jaren in de lucht moest blijven, ondersteunend van aard en geschikt voor groepen vanaf 3-4 tot en met 7-8. Ondersteunend wil zeggen dat een leraar gebruik kan maken van wat de website biedt bij de behandeling van een thema in de klas, maar dat dat niet verplicht is. Naast het aanbieden van korte teksten, beeld- en geluidsmateriaal etc. wordt ook verwezen naar bronnen wanneer een verdere verdieping gewenst is. Dat kan bijvoorbeeld het gemeentearchief zijn voor meer foto’s en/of documenten, maar ook een stadswandeling of gastlessen. Vanzelfsprekend is ook dat een tekst die de kinderen in groep 7-8 behandelen en begrijpen heel anders is dan wanneer het onderwerp in groep 3-4 aan de orde zou komen.

Samen met de Bibliotheek Vlissingen zijn wij nu aan het aftasten wat er nodig is en wie het gaat doen. Zo zal de bibliotheek onder meer een (globale) inventarisatie maken van de diverse leermethoden en de thema’s die in de klas worden behandeld met bijbehorende tijdsbalk. Bovendien gaan ze straks de website maken en nog veel belangrijker onderhouden. Het gemeentearchief als historisch kenniscentrum zal teksten en beeldmateriaal aanleveren al dan niet als half- of als eindproduct. Gaandeweg zullen meer culturele instellingen worden ingeschakeld om daar waar nodig en/of gewenst hun steentje bij te dragen. Dan kan voor één maar ook voor meerdere thema’s zijn.


Detailopname graf van ingenieur Martin en zijn gezin op de gemeentewerf aan de Vredehoflaan
Fotocollectie gemeentearchief Vlissingen FA 48214. Foto R.H.C. van Maanen

Als proef is gekozen voor het thema industriële revolutie en dan met name de gevolgen voor Vlissingen. De reden voor dit onderwerp is het archief van de Kon. Mij. De Schelde, beheerd door het gemeentearchief Vlissingen en dat bij uitstek industrialisatie in Vlissingen ‘verbeeldt’. Bovendien zijn in Vlissingen nog ‘tastbare’ herinneringen als het gebouw van de machinefabriek. Op het moment dat deze werf annex machinefabriek-ketelmakerij werd opgericht in 1875, is geen sprake van grootschalige industrie c.q. nijverheid in de stad. Ja, er is een chocoladefabriek, een sigarenfabriek en een zeepziederij maar daar houdt het wel een beetje mee op. De marinewerf die aan honderden arbeiders werk bood, is dan al enkele jaren buiten bedrijf. De uitbreiding en verbetering van het spoornetwerk en de havenwerken hebben ook (nog) niet het gewenste resultaat opgeleverd. En dan in 1875 wordt De Schelde opgericht en groeit uit tot de grootste werkgever in Vlissingen en omgeving met soms duizenden werknemers. Twee personen staan altijd op de voorgrond als het gaat om de beginfase te weten, Arie Smit en Bruno Tideman. Voor het educatieve verhaal wordt echter iemand anders naar voren gehaald, namelijk de uit Schotland afkomstige ingenieur Martin. Gedurende zijn werkzaam leven is hij de grote man achter het constant verbeteren van de schepen, ketels, machines en andere producten gemaakt door De Schelde. Hij ontwerpt ook de nieuwe machinefabriek nadat het eerste gebouw al kort na de bouw afbrandde.

Martin wordt de hoofdrolspeler in de eerste tekst over industrialisatie en met zijn ogen gaan we kijken naar wat er in Vlissingen gebeurde. Zo is er onder meer een korte levensbeschrijving, foto’s van hemzelf en bestaat het graf nog waar hij begraven ligt. Het is een herinnering aan hem in steen gevat, dus een soort tijdsdocument. Vandaar ook dat bezoek vandaag aan de begraafplaats.

zondag 6 april 2014

Wachtschepen van de Koninklijke Marine te Vlissingen in de eerste helft van de 19e eeuw

In 1814 werd besloten tot de opheffing van de marinewerf te Antwerpen en de aanleg van een nieuwe marinewerf te Vlissingen. De laatste bestond in feite uit twee werven, een constructiewerf lees nieuwbouw+reparatie) en een uitrustingswerf. Verder werd in Vlissingen ook een wachtschip gestationeerd.

Een wachtschip heeft bij de Koninklijke Marine in de loop der tijd twee betekenissen. Enerzijds was het niet meer dan een drijvende kazerne in een marinehaven (in Vlissingen was dat in feite de Dokhaven) en diende het dus als woonverblijf voor matrozen en/of mariniers. Een wachtschip kon echter ook op de rede worden gestationeerd en dan werd het voor vaardiensten gebruikt. In Vlissingen betekende dit onder meer  toezicht houden op de Schelde waarbij een vrije scheepvaart werd gegarandeerd, maar ook handhaving van de quarantaine tegen besmettelijke ziekten. Onderstaande lijst is niet compleet, er zal meer archiefonderzoek moeten plaatsvinden om de lacunes in te vullen.

Fregat Minerva 1812-1813 kazerneschip te Vlissingen en in 1818-1820 en opnieuw in 1823-1835 wachtschip te Vlissingen

Dit halfmodel maakt deel van de collectie van het Rijksmuseum object NG-MC-316 en is afkomstig uit de voormalige modellenkamer van het departement van marine.

Dit fregat werd gebouwd op de Vlissingse Admiraliteitswerf, de latere uitrustingswerf van de Koninklijke Marine. Volgens de Amsterdamsche Courant d.d. 28 augustus 1804 gaf de raad van de Bataafse Marine opdracht tot haar bouw. Dit nieuws werd met enthousiasme door de Vlissingse ingezetenen ontvangen. Bewapend met 32 kanons kreeg zij als afmetingen 145’ x 40’ x 15‘(holte) x 12 3/11’ (voor)-14 2/4’  (achter). De gebruikte lengtemaat was vermoedelijk de Amsterdamse voet oftewel 0,2831 meter. De bouw werd snel ter hand genomen want op 7 oktober was zij al op stapel gezet en op 28 december 1805 werd het fregat te water gelaten. Tussen 1812 en 1813 diende de Minerva als kazerneschip te Vlissingen. In juni 1813 namen de Franse bezetters het schip mee naar Antwerpen, België. Daar werd het later aangetroffen en overgedragen aan Nederland. Overgebracht naar Vlissingen werd zij daar uiteindelijk in gebruik genomen als wachtschip. In 1830 werd de Minerva ook gebruikt als drijvende gevangenis. De Middelburgse Courant d.d. 26 oktober 1830 meldde een gevecht bij Oostburg tussen Nederlandse troepen en het zogenaamde Parijs-Belgische legioen. Het werd een nederlaag voor het legioen met vele doden en 21 man werden als krijgsgevangenen meegenomen naar Vlissingen en vastgezet op de Minerva. Vijf jaar later kwam ook het einde voor het wachtschip. Zij was in een dermate slechte conditie dat niets restte dan de verkoop voor de sloop. Haar commandant, officieren en manschappen werden op non-actief gesteld voor zover zij niet meer nodig waren. De verkoop leverde ƒ 4.660,00 op.

Commandanten
J.H. Bolken 20 december 1821-18 oktober 1824
C.A. Bodel 18 oktober 1824-15 februar1 1826
J.C. Rijk 15 februari 1826- medio april 1827
J.R. Machielsen 1 mei 1828-16 augustus 1830
L.L. Spengler 16 augustus 1830-1 april 1835

Bron :Vlissingse Courant d.d. 11 april 1834

Fregat Euridice 1833/1834-1842

De Euridice in volle glorie. Pentekening Ron van Maanen

Dit halfmodel maakt deel uit van de collectie van het Rijksmuseum object NG-MC-663 en is afkomstig uit de voormalige modellenkamer van het departement van marine. Het model afkomstig uit Rotterdam is ontworpen door Pieter Glavimans, de modellenmaker is onbekend gebleven.Gebruikt op het Instituut van de marine te Fijenoord-Rotterdam als instructiemodel en uiteindelijk terechtgekomen in de collectie aangelegd door de Amsterdamse marinewerf.

Dit halfmodel maakt deel uit van de collectie van het Rijksmuseum object NG-MC-313en is afkomstig uit de voormalige modellenkamer van het departement van marine. De naam van de modellenmaker is onbekend.

In december 1801 op stapel gezet op de Rotterdamse marinewerf en op 21 april 1802 te water gelaten. Afmetingen 145’ x 40’ x 15‘. De gebruikte lengtemaat was vermoedelijk de Amsterdamse voet oftewel 0,2831 meter. De Middelburgsche Courant d.d. 26 december 1833 vermeldde haar terugkeer van de rede in de Dokhaven op de 23e. Ten onrechte wordt zij aangeduid als korvet. Op de rede deed zij dienst als wachtschip. Op 1 april 1835 werd zij onder het commando van kapitein captain F.G. Courier dit Dubikart in dienst gesteld als wachtschip te Vlissingen in de plaats van de Minerva. Vanaf 1842 wordt de Euridice gebruikt als kostschip. De Zierikzeesche Courant d.d. 2 november 1847 meldt dat op 12 november op de marinewerf de Euridice op een publieke veiling te koop werd aangeboden. Het schip ligt dan in de Marinehaven met de vermelding dat het vroeger als logementsschip heeft gediend. Na de verkoop is het inderdaad gesloopt. In de Vlissingse Courant van 26 januari 1848 staat de volgende advertentie.


Fregat Maas 1 september 1842-16 mei 1850 
Na de Euridice wordt het fregat Maas als wachtschip in gebruik genomen. Dit fregat is al eerder op dit weblog aan de orde gekomen Na haar buitendienststelling doet zij vanaf 16 mei 1850 dienst als logementsschip tot de verkoop in 1853. 

In de negentiende eeuw waren lijfstraffen nog steeds in zwang. De Zierikzeesche Nieuwsbode d.d. 17 januari 1845 gaf hiervan een voorbeeld. Koksmaat Willem Schalkwijk was betrokken geraakt in een vechtpartij en bovendien beschuldigd van insubordinatie. De zeekrijgsraad te Vlissingen veroordeelde hem tot de doodstraf te voltrekken met de kogel. Bij koninklijk besluit van 19 December 1844 echter werd hem de doodstraf kwijtgescholden. Helemaal ongeschonden kwam hij er niet vanaf. Zijn straf bestond nu uit twee keer ra vallen, een keer laarzen en vervolgens een gevangenisstraf van 10 jaar. Laarzen betekende dat met een stuk in pekel gehard touw een aantal slagen op de derrière, gestoken in een met zeewater nat gemaakte broek, werd gegeven. Bij ra vallen werd de betrokkene met een touw opgehesen aan het uiteinde van een ra. Vervolgens werd het touw gevierd en viel hij in het water. Om er zeker van te zijn dat hij zonk, was een gewicht aan zijn voeten bevestigd. Vervolgens werd hij weer uit het water omhoog gehesen. Bij Willem werd deze procedure dus twee keer herhaald. 

Commdanten:
N.L. Koops 1 september 1842-1 april 1844
J. Enslie 1 april 1844-1 oktober 1844
W baron de Raet 16 oktober 1844-10 januari 1847
J.F. Kist 10 november 1847-1 juli 1848
W. baron de Raet 1 juli 1848-16 mei 1850

Bronnen
Alle Hens September 1979
Gedenkboek Kon. Insituut voor de Marine te Willemsoord 1854-1929. 
Glavimans, “Schepen op de admiraliteitswerf gebouwd” in: Rotterdamsch Jaarboekje, reeks 01, jaargang 07, 1900. 
Ph.M. Bosscher. Een nuchter volk en de Zee. Beeldverhaal van de Nederlandse Zeegeschiedenis. Bussum, 1979. 
W.J.L. Poelmans. Nieuwsberichten in: Rotterdamsch Jaarboekje, reeks 01, volume 1, 1910.
G.J.A. Raven. De kroon op het anker, 175 jaar Koninklijke Marine. Amsterdam, 1988.
A.J. Vermeulen. De schepen van de Koninklijke Marine en die der gouvernementsmarine 1813-1964.
Admiraliteitsarchieven XLVII no. 17 (Asmus), Nationaal Archief Den Haag
Scheepsjournalen, National Archief, Den Haag. 
Archief Hellevoetsluis inventarisnummer 507, Nationaal Archief, Den Haag.