Het originele uiterlijk als actief oorlogsschip; tekening Alexander Mari van Maanen
Als wachtschip in Vlissingen; tekening Ron van Maanen
Alleen in Den Helder ligt nu
nog een wachtschip van de Koninklijke Marine. Dat is anders geweest. Vlissingen
heeft tot na de jaren vijftig ook een eigen wachtschip. Soms kan het nog
zelfstandig varen, soms afgemeerd langs de wal zonder eigen machines. Van alle
wachtschepen die hier gelegen hebben, is de Noord-Brabant de bekendste. De Kon.
Mij. De Schelde bouwt haar tussen 1897 en 1900. Het schip krijgt veel aandacht,
ook in het buitenland. Het lukt De Schelde echter niet haar aan landen als
Duitsland, Rusland en Japan te slijten. Na trouwe dienst, ook in
Nederlands-Indië wil de marine van het schip af. De nieuwe eigenaar is het
ministerie van justitie. Daar heeft men een nieuwe bestemming voor haar:
logementschip voor minderjarigen ter beschikking gesteld van de regering.
Alleen het ontbreekt justitie aan geld en het project wordt stopgezet en het
schip opgelegd. Op 23 december 1925 wordt het teruggegeven aan de Koninklijke
Marine.
Over het hoe en wat als beoogd
logementsschip voor Justitie is in de literatuur niet veel geschreven. Het
archief van de Vlissingse burgemeester C.A. van Woelderen (T482.3) biedt meer
informatie. In 1922 is de vereniging de Jongens van de Ruijter opgericht. Deze
vereniging waarbij Van Woelderen nauw is betrokken, wil het
rijksopleidingsschip Noord-Brabant wel exploiteren. Met andere woorden niet
alleen huisvesting maar ook opleiding voor 50 jongens geplaatst onder
rijksvoogdij [zeg maar TBS’ers]. De bedoeling is haar af te meren in
Vlissingen. De Nederlandse Redersvereniging ondersteunt het initiatief en wil
bestuursleden leveren. Ook Waller, directeur van Stoomvaart Maatschappij
Zeeland, treedt aan als bestuurslid. Het ministerie van Justitie bemoeit zich
officieel niet met het initiatief krijgt Van Woelderen te horen. Eerst moet het
Algemeen College voor het Rijks Tucht- en Opvoedingswezen rapport uitbrengen
De concept jaarlijkse
exploitatie begroting bedraagt ƒ 83.900. Men gaat er vanuit dat het schip met
een complete inventaris wordt overgedragen, de bestaande tuigage wordt
versimpeld tot wat nodig is voor de opleiding en dat het Loodswezen een
volledig uitgeruste kotter overdraagt. Er lagen toen een aantal kotters opgelegd
en men wilde graag drie sets zeilen hebben. Een dergelijke set was destijds
zeer duur en men wilde voorkomen dat zij tegen lage prijzen werden kocht. Dit
hoge bedrag schrikt af. Dit ondanks dat het niet het streven is om alles zo
mooi mogelijk te maken en de nieuwste snufjes op onderwijsgebied toe te passen.
Het gaat er alleen om zo goedkoop bruikbare jongens af te leveren. Het moet een
nautische opleiding worden met lessen in roeien, gymnastiek, splitsen, knopen
en andere zeemanskennis. Voor zowel het onderwijs als de dagelijkse gang van
zaken steunt men zwaar op de medewerking van de marine. Zo moeten standaard
timmer-, smeed- en montagewerkzaamheden tegen kostprijs worden uitgevoerd door
marinemensen. De vaste bemanning wordt geschat op 16 man, zoveel mogelijk
gepensioneerde marinemensen want dat is goedkoper. De vereniging hoeft alleen
het verschil tussen salaris in actieve dienst en het pensioen op te hoesten.
Aan te trekken zijn 1 commandant, 1 chef d’equipage, 2 bootslieden, 2
onderofficieren, 6 matrozen, 1 schrijver, 1 bottelier-hofmeester, 1 kok en een
bijkok. De vaste kosten worden op begroot ƒ 49.800. Hier bovenop komen de
kosten voor de opleiding en verpleging van jongens ten bedrage van ƒ 34.100. Per
jongen wordt bijvoorbeeld een bedrag van 23 cent uitgetrokken voor de
dagelijkse voeding. Dit is gelijk aan wat de marine voor een matroos uittrok.
Aan kleding en kooigoederen is men jaarlijks per jongen ƒ 125 kwijt.
De Noord-Brabant komt later
toch naar Vlissingen. Het is een vorm van compensatie voor het verdwijnen van
de onderzeedienst richting Den Helder. De matrozenopleiding in Gorinchem komt
naar Vlissingen. Na een ingrijpende verbouwing in- en uitwendig meert in 1926
de Noord-Brabant langzijde de kade in de Eerste Binnenhaven recht tegenover het
station. Ook de marinekazerne staat daar. Honderden lichtmatrozen worden hier
opgeleid tot aan de Tweede Wereldoorlog toe. Doordat zij tevens dienst doet als
wachtschip kan jaarlijks 200.000 gulden bespaard worden. Bijna de gehele
Vlissingse marinekazerne staat ten dienste van de opleiding. Als we de krant
mogen geloven, is Vlissingen een veel betere plek dan Den Helder, zeker als het
vanuit opvoedkundig oogpunt wordt gezien. Ditzelfde wordt ook na de Tweede
Wereldoorlog door het Vlissingse gemeentebestuur als argument aangedragen. Met
de Noord-Brabant loopt het minder best af. In mei 1940 probeert de bemanning
haar te laten zinken. Dit mislukt ten dele en zij steken haar dan in brand. Hetzelfde
jaar sloopt men het wrak.