GoesscheCourant 12 juni 1884
De
scheepswerf Kon. Mij. De Schelde heeft sinds haar oprichting in 1875 honderden
schepen gebouwd en/of gerepareerd. Bovendien werden in de door haar gebouwde
schepen machines en ketels geplaatst vervaardigd in de machinefabriek en
ketelmakerij. Verder leverde men schepen en ketels ten behoeve van elders
gebouwde schepen. De plaatsing hiervan gebeurde veelal weer in Vlissingen.
De
schepen die gebouwd werden zijn grofweg in twee categorieën onder te verdelen,
namelijk koopvaardij (inclusief visserij en veerdiensten) en marine. Naast tal
van passagiers- en vrachtschepen zijn ook een aantal schepen gebouwd voor de
visserij. Twee hiervan waren bestemd voor een Vlissingse maatschappij die zich
bezighield met de oesterteelt in het Amsteldiep.(1) Naast het archief van de
Kon. Mij. De Schelde dat berust op het gemeentearchief Vlissingen staan nog een
aantal bronnen tot onze beschikking als wij iets meer willen weten over de
Vlissingse scheepsbouw. In dit verband wil ik met name wijzen op de
krantenbankzeeland waarin de sinds de 18e eeuw in Zeeland verschenen kranten
zijn opgenomen, op de historische krantenbank beheerd door de Koninklijke
Bibliotheek en in het geval van de twee bewuste schepen op de krantenbank van
het Noordhollands Archief. In de afgelopen jaren zijn vele kranten gepubliceerd
in het Nederlandse taalgebied (inclusief Nederlands Indië en de West)
gedigitaliseerd en via diverse websites thuis in te zien.
In
de Goessche Courant d.d. 12 juni 1884 staat een advertentie waarin de ontvanger
der registratie en domeinen te Den Helder aankondigt de oester- en mosselteelt
in de Zuiderzee te willen verpachten.(2) Het gaat hierbij om een gebied langs
de zuidkust van Wieringen, de Anna Paulowna Polder, beoosten de Ewijcksluis, de
Wieringerwaard en het noordelijk deel van de Waardpolder en bovendien het
Amsteldiep. De verpachting vond plaats op woensdag 16 en donderdag 17 juli 1884 in het lokaal Tivoli
te Nieuwediep (lees Den Helder) ten overstaan van notaris Hattinga Raven.
Ondanks de geografisch gezien grote afstand was er ook binnen Zeeland
belangstelling voor deze visgebieden.
Dat
blijkt onder meer uit een bericht verschenen in de Middelburgsche Courant d.d.
2 september. Enkele dagen eerder was in Vlissingen namelijk de maatschappij
Oesterteelt Amsteldiep opgericht via een onderhandse akte.(3) De nieuwe
maatschappij richtte zich op het Amsteldiep gelegen tussen de Noordhollandse
kust en het eiland Wieringen. Commissarissen werden A. Smit en Verkuijl
Quakkelaar uit Vlissingen en Brandt uit Middelburg terwijl Jan Pot uit Alkmaar
werd benoemd tot boekhouder. De heren gingen voortvarend van start want de
editie van 10 december vermeldde dat de Kon. Mij. De Schelde opgedragen was een
zogenaamde ijzeren blazer te bouwen.(4) Deze opdracht kwam voor de werf mooi op
tijd aangezien er niet tot weinig werk was en verdere ontslagen nu werden voorkomen.
De Vlissingse Courant d.d. 22 februari 1885 vermeldde de tewaterlating van de blazer.
Op de werf was het nog steeds kommer en kwel want er waren tussentijds geen
nieuwe bouworders binnengehaald. De blazer was in tegenstelling tot wat
gangbaar was van ijzer gebouwd.
Volgens
de orderkaart werd de Amsteldiep besteld op 19 november 1884 en werd de kiel
acht dagen later gelegd met als bouwnummer 45. De aannemingssom bedroeg ƒ
5.000, maar uiteindelijk moest de Schelde er op toe leggen. De totale
bouwkosten bedroegen ƒ 5.142, dus een verlies van ƒ 142. De bouw ging gestaag
voort. Op 17 december stond de blazer in de spanten, op 28 januari 1885 was de
beplating aangebracht en op 21 februari was de tewaterlating. Na 3,5 maand
bouwen was de blazer gereed en op 2 maart werd zij overgedragen aan de nieuwe
eigenaar. Er was sprake van een geslaagd schip uitstekend voldeed en alles
voorbij liep, met andere woorden een snelle zeiler. Het was een 1-master uitgerust
met twee zwaarden langszij aangebracht. De waterverplaatsing bedroeg 60 ton met
een volle bun inclusief 6 ton water. De afmetingen waren 15,44 x 4,67 meters en een
hoogte in de zijden op het vaste voordek van 1,67 meter. De
waterverplaatsing werd alleen in Engelse maat (een Engelse voet is 30cm en een
inch=2,54cm) weergegeven en bedroeg 2’6”-2’9” (voor)-2’0”-3’3” (achter).
De
maatschappij had dus inmiddels wel een vaartuig maar blijkbaar nog geen of te
weinig ervaren scheepsvolk getuige de advertentie in de Zierikzeesche
Nieuwsbode d.d. 9 april. Men vroeg een ijverige en bekwame oesterschipper die
op een later tijdstip als onderbaas in Wieringen aan het werk werd gesteld.
Logies was aan boord van een grote blazer en het geboden weekloon was ƒ 15,00.
De werving was verder overgedragen aan een zekere Reingoudt die als opzichter
in dienst was van de firma Hage&Co. te Yerseke.
Datzelfde
jaar werd aan de Kon.Mij. De Schelde ook opdracht gegeven voor de bouw van een kleine
stoomboot inclusief de machine en de stoomketel. De Middelburgsche Courant en
de Vlissingse Courant d.d. respectievelijk 27 en 28 juni vermeldden echter niet
de naam van dit schip. Op de 27e werd de kiel gelegd onder een van de kappen. Het
gaat om de geheel van ijzer gebouwde Mossel met bouwnummer 46. Deze werd
besteld op 15 juni 1885, vier dagen later op stapel gezet, in de spanten op 8
juli, beplating voltooid op 4 augustus, te water gelaten op 15 oktober, op 22
oktober officieel beproefd en op 4 november overgedragen aan de eigenaar. De
2-cilinder diagonale compound stoommachine leverde bij 200 omwentelingen 50 hp
waardoor met de enkele schroef een snelheid kon worden behaald van 6 knopen.
Met een waterverplaatsing van 76 ton bedroegen haar afmetingen 65’0” (over steven)-68’0”(over
het dek) x 23’1”x 3’9” (voor)-4’6” (achter) en een holte van 7’0”.
De
Goessche Courant en de Middelburgsche Courant d.d. 6 oktober publiceren een
enigszins verwarrend artikel. De journalist had vernomen dat in Yerseke een
experiment zou plaatsvinden waarbij het gebruik van stoom in de oestercultuur
werd ingevoerd. De firma De Groot uit Bolier zou al een aantal jaren een
raderstoomboot in dienst hebben die verscheidene ondiepe grote bakken sleepte
met hierin scheepsvolk voor het korren van oesters. Een andere firma uit
Yerseke zou de scheepswerf Smit te Kinderdijk de opdracht hebben gegeven een schroefstoomboot
te bouwen die met behulp van stoom oesterskorren (5) kon voortslepen zodat de
bewuste bakken overbodig waren. Deze nieuwe schroefstoomboot genaamd Mossel, en
die ‘inderdaad in vorm ook veel overeenkomst met een mossel’ had, was bestemd
voor de Schelde en het Amsteldiep. De proeftocht was gepland op 16 oktober.
De
Middelburgsche Courant d.d. 14 oktober ging nader in op het bericht in de
editie van de 6e. Vanuit Vlissingen werd de aankomst gemeld van de nieuw
gebouwde kleine raderstoomboot Neeltje.(6) Zij was afkomstig van Capelle a/d
IJssel en gebouwd voor de maatschappij Oesterteelt Nederland (met als directeur
C. Lindenberg) gevestigd te Yerseke. De Neeltje had een geringe diepgang en met
name het achterschip was breed. Doordat de verschansing naar beneden kon worden
omgeklapt, was het mogelijk een geheel vrij dek te creëren. De Kon. Mij. De
Schelde had opdracht gekregen tot het vervaardigen van haar machine en ketel.
Dezelfde editie meldde dat dezelfde week bij de Kon. Mij. De Schelde een schroefstoomboot
genaamd Mossel te water zou worden gelaten bestemd voor de oesterteelt in het
Amsteldiep. Deze was van geheel andere vorm dan de Neeltje waarop ‘zoals
vroeger in uw blad is gemeld, als proef ook eene korinrichting met stoom in
werking zal worden gebracht.
Terugkomend
op de Mossel die gebouwd werd op de De Schelde. De Middelburgse Courant van de
16e vermeldde haar tewaterlating iets na 7.00 uur donderdag ’s ochtends onder
grote belangstelling van het publiek op en voor de tonnenbrug. Opnieuw werd
verwezen naar haar uiterlijk: “het vaartuig is van ongewonen vorm en lijkt veel
op de helft van het dier, welks naam het draagt”. De stoomkorinrichting die ook
bij de De Schelde was vervaardigd, stond op het achterdek en kon tegelijkertijd
acht korren aandrijven.
Uitgaande
van een bericht in de Goessche Courant d.d. 9 oktober 1886, dus een jaar later waren
de pachters van het Amsteldiep te weten Smit, Kakebeeke en Van Roojen tevreden over
de behaalde resultaten en van plan de exploitatie voort te zetten. In augustus
was door de maatschappij een terrein beoosten het fort Oostoever in erfpacht
verkregen waarin een oesterput moest worden aangelegd.
J.
Pot uit Alkmaar adverteerde in 1887 ook met mosselzaad (val 1885 en val 1886)
afkomstig uit het Amsteldiep. Te leveren tegen contante betaling aan boord van
de Mossel in Wieringen, Nieuwediep, Enkhuizen etc. De prijzen waren laag en de
levering snel aldus Pot. De Mossel was dat jaar wel betrokken bij een botsing.
De Heldersche en Nieuwedieper Courant van 4 Mei vermeldde dat de dag daarvoor
zij voor reparatie met behulp van een slede op de helling van de werf De
Lastdrager werd getrokken toen plots de ketting brak. De Mossel liep achterwaarts
met behoorlijke snelheid van de helling af en raakte midscheeps ter hoogte van de
kolenbergplaats de in de binnenhaven afgemeerde torpedoboot Zr. Ms. Ardjoeno.
Deze werd dermate zwaar beschadigd dat het wezenlijke gevaar bestond dat zij
zou zinken. Na het treffen van noodmaatregelen zou de torpedoboot de 4e verder
worden onderzocht in het droogdok. Pot zelf verdronk bijna dat jaar. De editie
van zondag 5 juni vermeldde dat het vaartuig van de maatschappij de donderdag
daarvoor terugkeerde toen het ter hoogte van Wieringen kapseisde. Hij was in
staat zich vast te klampen aan de scheepwand totdat schipper J. Butter en
rijksbelastingambtenaar Bakker hem zagen en hem wisten te redden. Wat er met het
vaartuig elders aangeduid als het scheepje gebeurde, wordt niet vermeld. Was
dit de blazer Amsteldiep? De Mossel werd op 24 juli door de sleepboot Stad
Amsterdam het Nieuwediep binnengesleept toen haar eigen machine defect raakte.
De
Mossel kwam in 1888 opnieuw in het nieuws zij het nu positief. De editie van
dezelfde krant d.d. 11 november vermeldde dat het rijksvaartuig De Trekvogel
door de stroming tegen de steenglooiing ten westen van het wierhoofd op de
Hauks (eiland Wieringen) werd aangedreven toen haar anker begon te slippen. De
Mossel was echter in de buurt en wist met veel moeite de De Trekvogel uit haar
benarde situatie te bevrijden en naar veilig vaarwater te slepen.
Het
Vliegende blaadje d.d. 7 januari 1891 vermeldde dat de strenge vorst grote
schade had berokkend aan de oesterput Amsteldiep. Duizenden oesters die daar in
depot werden bewaard waren volledig bedorven en niet meer geschikt voor
gebruik. In april 1894 werd de oesterput met woning en twee bergplaatsen te
koop aangeboden. Geen woord echter over de beide vaartuigen Amsteldiep en
Mossel. J. Pot bood in de De landelijke nieuwspaper Het nieuws van den dag:
kleine courant van 13 April te huur of te koop aan de vrachtschroefstoomboot Mossel
(18 x 7 x 2 m),
de radersleeptoomboot Ostrea (13,5 x 5,5 x 1 m) en een ongenaamde ijzeren water- en
kolenlichter (30 x 4 x 2 m).
De Mossel was tot 19 april in gebruik op de lijn Harlingen-Texel-Nieuwediep v.v.
De beide andere vaartuigen lagen aan de Oesterput.
Bronnen
Behalve
de in de tekst vermelde bronnen werd gebruik gemaakt van het archief van de Kon.Mij.
De Schelde 1875-1960 (toegang 214) invnrs. 3 en 6 en de niet-geïnventariseerde orderadministratie.
Noten
1.
De stroomgeul annex zeegat Amsteldiep vormde een scheiding tussen de Waddenzee
en de toen nog bestaande Zuiderzee (vandaag de dag het IJsselmeer). Bovendien
scheidde deze stroomgeul het eiland Wieringen van het vasteland. Door de aanleg
van de Amsteldiepdijk in 1924 werd een deel van het Amsteldiep afgesloten
waardoor het Amstelmeer werd gevormd. Doordat de dijk nu ook Wieringen verbond
met het vasteland was niet langer meer sprake van het eiland Wieringen. De
Zuiderzee werd in 1932 definitief afgesloten door de Afsluitdijk en gedeeltelijk
ingepolderd. Het resterende water is nu bekend als het IJsselmeer.
2.
Tijdschrift voor geschiedenis 1886-1940, 14 jaargang p. 84 e.v. ‘De
Nederlandsche oesterteelt’. Overigens is hier sprake van de maatschappij De
Schelde. Dit artikel is raadpleegbaar via de link Oesterteelt.
3.
Een steekproef in de archieven van de notarissen op dat moment werkzaam te
Vlissingen naar deze akte heeft (vooralsnog) geen resultaat opgeleverd.
4.
Een blazer is een zeilschip verwant aan de botter maar voller en zwaarder
uitgevoerd. De bolle spantvorm liep naar achter toe uit in een S-vorm. Blazers
werden met name gebruikt bij de visserij op de Zuiderzee en op de Wadden en in
mindere mate op de Zeeuwse stromen. Door de krachtige vorm vonden blazers ook
afzet in de vrachtscheepvaart en als bergingsvaartuig. Dit scheepstype dateert
uit de tweede helft van de negentiende eeuw. Dat betekent dat ook bij De
Schelde geen grote ervaring voorhanden was met de bouw van dit type.
5.
Een oesterkor is een ijzeren raamnet gebruikt in de oestervisserij en waarmee
de oesters als het ware van bodem worden opgeschept.
6.
De machine no. 63 en de ketel K96. De Neeltje is echter volgens de
orderadministratie van De Schelde gebouwd door A. Vuyk te Capelle a/d IJssel.