Totaal aantal pageviews

maandag 27 april 2015

Nederlands passagiersschip Willem Ruys beoogd oorlogsschip voor handelsoorlog in de Pacific

Op woensdag 27 april 2015 wordt de gemeente Vlissingen De Willem Ruysstraat rijker. Het passagiersschip Willem Ruys is vermoedelijk het bekendste schip ooit gebouwd door de Kon.Mij. De Schelde. Het werd vernoemd naar Willem Ruys (1894-1942), directeur van de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd en voor welke rederij het schip ook werd gebouwd. Op stapel gezet op 25 januari 1939 overleefde het schip op miraculeuze wijze de tweede Wereldoorlog wat bijdroeg aan de mythevorming rondom haar. Zo zou zij nadat de stad bevrijd was zelfs de drinkwatervoorziening voor de Vlissingse bevolking hebben verzorgd. Na de oorlog afgebouwd -op 1 juli 1946 te water gelaten - zou het schip een alles behalve saaie loopbaan hebben. De Willem Ruys deed dienst op de lijn Nederland-Nederlands Indië het latere Indonesië. Na 1958 werd zij ingrijpend verbouwd en tenslotte in 1964 aan de Italiaanse rederij Lauro Line verkocht die haar Achille Lauro herdoopte en inzette als cruiseschip. In 1985 haalde het schip het wereldnieuws toen zij door leden van het Front voor de Bevrijding van Palestina werd gekaapt. In 1993 passeerde zij Vlissingen op weg naar Antwerpen. Het was de laatste keer dat men in de stad waar zij gebouwd werd haar kon zien. Op 2 december 1994 zonk zij voor de Somalische kust nadat op 30 november een brand was uitgebroken. Wat de meeste mensen echter niet zullen weten is dat de Willem Ruys ooit bestemd was om als oorlogsschip dienst te doen.

Fotocollectie Gemeentearchief Vlissingen FA13122. Gedateerd 1941

In tegenstelling tot andere maritieme landen maakte Nederland geen gebruik van hulpkruisers op één uitzondering na. Hulpkruisers waren (zwaar) bewapende koopvaardijschepen die werden gebruikt voor het beschermen van konvooien of het vernietigen van vijandelijke koopvaardijschepen. Toevallig was ook dat een schip voor de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd door de Kon.Mij. De Schelde gebouwd, namelijk de Tabanan. Aan het eind van de Eerste Wereldoorlog besloot Nederland een konvooi te zenden naar het Nederlands-Indië. Bij gebrek aan voldoende oorlogsschepen werd de Tabanan gehuurd en voorzien van enkele kanons. Zij was en is tot nog toe de eerste en laatste Nederlandse hulpkruiser. Het konvooi ging uiteindelijk op weg nadat Engeland schoorvoetend hiermee had ingestemd.
De Tabanan (RvM)
Afgezien van het aangaan van contracten met sleepbootrederijen nam Nederland na de Eerste Wereldoorlog geen maatregelen om in geval van oorlog over voldoende drijvend materiaal voor bijvoorbeeld bewaking- en communicatiedoeleinden te beschikken. Dat veranderde in de jaren dertig toen de Amsterdamse rederij Stoomvaart Maatschappij Nederland (SMN) een snel mailschip wilde bouwen die geschikt zou zijn als hulpkruiser. De Koninklijke Marine werd benaderd of deze mening werd gedeeld en of men geneigd was financieel bij te dragen in de te treffen voorzieningen als fundaties. De marine stond hier niet afwijzend tegenover en naar goed Nederlands gebruik werd een commissie ingesteld. In een beleidsstuk kwam duidelijk naar voren dat bij een oorlog in de Pacific, waarbij Nederland niet bedreigd werd, de regering direct opdracht zou geven tot het voeren van een handelsoorlog. Hiervoor waren minimaal vier hulpkruisers nodig, een voor de westkust van Noord- en 1 voor de westkust van Zuid-Amerika, 1 in de Australische wateren en 1 in de Indische Oceaan. Omdat de hiervoor in aanmerking komende schepen zich over de gehele wereld bevonden, was een reserve van minimaal vier schepen noodzakelijk. Met andere woorden men kon beschikken over acht schepen voorzien van kanonfundaties. Met name de Willem Ruys en de Oranje behoorden tot de schepen die men persé in zee wilde brengen. De achterliggende gedachte bij het voeren van een handelsoorlog was dat een potentiële tegenstander -met name dacht men aan Japan- gedwongen werd meer oorlogsschepen te gaan inzetten voor escort taken. Hierdoor zouden minder oorlogsschepen beschikbaar zijn voor een invasie in Nederlands-Indië.

Men kende A en B klasse hulpkruisers. De Willem Ruys behoorde net als haar grote concurrent Oranje van de SMN tot de A-klasse. Beide schepen zouden worden bewapend met 4x2-12cm kanons en 2x2-4cm anti luchtdoel mitrailleurs. Helaas beschikte de Koninklijke Marine niet over een geschutsreserve en moesten opdrachten aan buitenlandse firma‘s worden gegeven voor de levering. De eerste 12cm kanons zouden echter pas op 1 juni 1941 kunnen worden geleverd, alleen toen was Nederlands al een jaar bezet.

Van zowel de Willem Ruys als de Oranje bestond de bemanning als hulpkruiser uit 1 hoofdofficier, 22 dek-, administratie en gezondheidsofficieren, 36 officieren machinekamer en monteurs, 7 dekonderofficieren, schrijvers, hofmeesters etc. 13 onderofficieren machinekamer, koks, botteliers, konstabels etc., 16 kwartiermeesters, schrijvers, hofmeesters etc., 4 korporaal machinisten, kok, botteliers, konstabels etc. 300 matrozen, schrijvers. Hofmeesters, telegrafisten etc., 64 stokers, koks, botteliers etc., 1 onderofficier der mariniers en 22 mariniers. De benodigde onderofficieren voor het geschut en de kanonniers zouden in principe moeten geleverd vanuit de mijnenleggers in Nederland.

Impressie van de Willem Ruys uitgerust als hulpkruiser, tekening Ron van Maanen
Het is niet bekend in welke mate haar tuigplan zou worden gehandhaafd

De Willem Ruys werd dus nooit in dienst gesteld als hulpkruiser. Maar stel dat dat wel was gebeurd. Misschien was het dan heel anders afgelopen met haar. Tijdens de Tweede Wereldoorlog hebben zowel de Geallieerden als de As-mogendheden gebruik gemaakt van hulpkruisers. Met name Duitsland zette de hulpkruiser in voor het aanvallen en vernietigen van de geallieerde koopvaardij. Engeland daarentegen maakte gebruik van hulpkruisers om konvooien te beschermen bij gebrek aan voldoende echte oorlogsschepen. Een zo’n hulpkruiser was de HMS Jervis Bay. Dit in 1922 gebouwde passagiersschip bewapend met 7-15cm kanons and 2-7,62cm kanons deed sinds 24 augustus 1939 dienst als hulpkruiser en beschermde in november 1940 een konvooi op de Atlantische Oceaan. Onderweg werd het konvooi aangevallen door het Duitse vestzakslagship Admiral Scheer. De kapitein van de Jervis Bay viel het Duitse oorlogsschip aan om zo zijn konvooi de gelegenheid te bieden om aan de vijand te ontsnappen. Na één eenzijdig gevecht tegen een veel sterkere tegenstander ging de Jervis Bay ten onder. Van haar bemanning overleefden slechts 68 man van de 254 het. Het konvooi wist grotendeels te ontsnappen. Stel dat de Willem Ruys afgebouwd en bewapend tijdig Nederland had kunnen verlaten en dat zij ingezet was voor de bescherming van konvooien? Zij was een slag groter dan de Jervis Bay en veel sneller. Misschien had zij dan het gevecht geleverd met het Duitse oorlogsschip of was zij in de Indische wateren actief geweest en had zelf het ene na het andere Japanse koopvaardijschip in de grond geboord? Dat alles is zoals we weten niet gebeurd.

Archief Kon.Mij. De Schelde toegang 533.5455

Bestaat er wel bewijs of men ooit plannen had om de Willem Ruys uit te rusten als hulpkruiser. Ja is het antwoord. Zo bevat het archief van de Marinestaf 1886-1942 (Nationaal Archief, ‘s-Gravenhage) diverse documenten over dit onderwerp. Dichter bij huis is ook wat bewaard. Bij het voorbereiden van het tekeningenproject van de Kon.Mij. De Schelde zijn wij op zoek gegaan of er wellicht nog iets bewaard was gebleven in het ‘Schelde’-archief. Wij kwamen verwijzingen tegen dat er tekeningen waren geweest, maar deze zouden zijn overgedragen aan de Koninklijke Marine. Tot dan toe had niemand dergelijke tekeningen (meer) gezien. Uiteindelijk zijn toch een paar tekeningen boven water gekomen. Zo weten we dat het anti luchtdoelgeschut geplaatst werd tussen beide schoorstenen. De 12 cm kanons waren verdeeld over vier dubbelloops geschuttorens, twee op het voorschip en twee op het achterschip.

zaterdag 18 april 2015

Japanse oorlogsschepen bezochten Vlissingen in 1907

32787/FA25923 (GA Vlissingen)

We hebben maar één kleine foto van een bezoek door de Japanse marine in Vlissingen in 1907. Niet opzienbarend is de eerste gedachte tenzij je het verhaal achter die foto weet. Als we dieper de geschiedenis induiken, dan zien we dat dankzij de Verenigde Oost-Indische Compagnie Nederland en Japan een relatie hebben die zich over eeuwen uitstrekt. Sterker nog, Nederlandse kooplieden waren vanaf 1641 de enige West-Europeanen met een vaste verblijf- en woonplaats in het Japanse rijk, namelijk op het eiland Decima. Japan sloot zich van de buitenwereld af tot in 1853 een Amerikaanse oorlogsvloot Japan dwong haar havens open te stellen voor de buitenwereld en dus niet alleen voor Nederland. In een rap tempo begon de modernisering van Japan. Nederland speelde hierbij een niet onder te schatten rol en hielp bijvoorbeeld bij de opbouw van de Japanse marine. Tegelijkertijd begon de invloed van Japan in Zuid-Oost Azië toe te nemen. Dit leidde tot een oorlog met het Chinese keizerrijk waarbij de moderne Chinese vloot verpletterend werd verslagen door de Japanse. Dit was een teken aan de wand voor de toekomst. Tussen 1904 en 1905 waren de Russische en Japanse keizerrijken in oorlog waarbij Rusland vernietigend werd verslagen. Plots waren de ogen van het Westen gericht op Japan. Immers niemand had verwacht dat een Aziatisch land een gevestigde Europese macht kon verslaan. Ook in Nederland reageerde men ongerust. Tijdens de uitbraak van de Russisch-Japanse oorlog (8 februari 1904 and 5 september 1905) was al duidelijk geworden dat de Nederlandse marine niet opgewassen was tegen Rusland noch Japan terwijl Nederland op dat moment nog Nederlands-Indië [het huidige Indonesië] met rijke grondstoffen bezat. (1)

De Asagiri, Umigiri en Kashima op het IJ, Amsterdam juli 2008 (foto RvM)

Japan besloot na 1905 tot een ‘vriendschapsoffensief’ en zond hiertoe een paar oorlogsschepen die onder meer de Verenigde Staten, Engeland maar ook Nederland, met name Vlissingen bezochten. In 2008 gebeurde dat opnieuw toen drie Japanse oorlogsschepen Amsterdam bezochten in het kader van 400 jaar handelsbetrekkingen. Terug naar 1907. Opvallend is dat alle met name genoemde officieren hun loopbaan afsloten in de rang van (vice) admiraal.

In de lokale kranten werd aandacht besteed aan het bezoek in 1907. Opvallend is de spraakverwarring over de diverse tijdstippen c.q. data. De Vlissingse Courant van 4 juli meldde dat op vermoedelijk de 7e de twee Japanse oorlogsschepen Tsukuba (2) en Chitose (3) Vlissingen zouden aandoen voor een bezoek van enkele dagen. (4)

De editie van Dinsdag 9 juli meldt een aankomst op maandagmorgen van de schepen komende van Oostende, België. ‘s Avonds vertrokken enkele Japanse vlag- en hoofdofficieren met de trein van 18.55 naar paleis het Loo voor een ontvangst door Hr.Ms. Koningin Wilhelmina. Ondertussen wemelde het in de stad Vlissingen van Japanse matrozen die bijna alle winkels bezochten. Het kopen bleef echter bij de verwachtingen achterwege omdat slechts een enkeling onder hen wat gebroken Engels sprak en omdat de tegenwaarde van de Japanse munt onbekend was. Volgens de krant was de waarde van de yen (onderverdeeld in 100 sen) ongeveer gelijk aan twee Nederlandse guldens. Bij een onderzoek bleek dat de plaatselijke kassiers ƒ 1,20 gaven voor een gouden yen en voor een zilveren yen ƒ 1.

Een dag later (editie Woensdag 10e) luidde het dat de Japanse vlootvoogd en zijn officieren waren uitgenodigd om op de 9e het diner op pales Het Loo te gebruiken. Hierbij waren verder aanwezig de Japanse gezant Aimaro Sato (5), schout-bij-nacht Havao Shimamura (6), president van de marineacademie te Etajima, de Nederlandse minister van marine Cohen Stuart (7), schout-bij-nacht Römer (8), directeur en commandant van de marine te Hellevoetsluis en luitenant ter zee 1se klas K.F. Sluys (9) tijdelijk toegewezen aan de Japanse delegatie. Op de 9e arriveerde men om 5.00 [17.00] uur op het station Apeldoorn waar men opgehaald werd met koetsen voor het diner met de koningin en haar prins-gemaal. Huzaren uit Deventer verzorgden de bijpassende muziek. Met de trein van 8.14 [20.14] uur keerde men terug. landelijke bladen als het Algemeen Handelsblad maar ook de De Nieuwe Tilburgsche Courant vermeldt dat de koningin op maandag werd bezocht. Om 16.56 kwam het gezelschap op het station daar aan om om 18.12 weer te vertrekken.

Op de 10e werd een lunch aangeboden door de Japanse gezant waarvoor ook de ministers van buitenlandse zaken en de marine waren uitgenodigd. De Japanse vlootvoogd wilde op Woensdag 9de (10e dus) de Rotterdamse Waterweg en de haven bezoeken.

De Tsukuba, tekening Ron van Maanen

In de editie van Donderdag 11 juli staat een uitgebreid stuk over het bezoek afgelegd door de Japanse ‘koolzwarte’ schepen Het stuk werd geschreven door een journalist [N.v.N.] die per trein was afgereisd naar Vlissingen en op Zondagmorgen [de 7e!] net op tijd arriveerde om de Japanners te zien aankomen. De opmerking die hij maakte over de Japanse vlag was niet gepast. Volgens hem ‘door ‘een Zeeuwsch boerinnetje als een “roode spin op een witten doek gekwalificeerd.” Het waren de modernste schepen die Japan bezat en bemand door meer dan 1.200 ervaren zeelieden met oorlogservaring uit ‘den jongsten oorlog’[die met Rusland dus]. Hun eerste bezoek was aan Hampton Roads, Verenigde Staten waar zij deelnamen aan de vlootrevue tijdens de viering van het 350-jarig bestaan van de kolonie Jamestown. Vandaar voer men door naar Engeland, naar Kiel, Duitsland voor de Kielerwoche, waar de Duitse keizer de Tsukuba bezocht, Oostende in België en toen naar Vlissingen. Maar dan maakt de journalist een intrigerende opmerking. Vlissingen gelegen aan de Schelde was ondanks haar strategische ligging en de aanwezigheid van een grote scheepswerf (Kon.Mij. De Schelde) niet beschermd door landbatterijen en er was geen enkel Nederlandse oorlogsschip aanwezig. Dit laatste is bevreemdend omdat tijdens de oorlog tussen Rusland en Japan juist weer een zwaarder oorlogsschip [de rammonitor Hr.Ms. Reinier Claeszen] in Vlissingen was gestationeerd en niet volstaan werd met alleen een oude stoomkanonneerboot. Nu was blijkbaar zelfs het wachtschip afwezig.(10) Hoe het ook zij beide Japanse schepen ankerden circa-23 mijl uit de kust en de Nederlandse schout-bij-nacht Römer (11) met zijn adjudant C. Fock voeren per stoomsloep naar het vlaggenschip Tsukuba voor een verwelkoming namens de Nederlandse minister van marine.

Commandant van de Tsukuba was kapitein ter zee Takenouchi [Takenouchi Heitaro] (12). De Chitose, die volgens de journalist vergelijkbaar was met een van onze eigen pantserschepen, werd gecommandeerd door kapitein ter zee Yamay [Tanin Yamya ] (13). Dit laatste schip had actief aan de oorlog tegen Rusland deelgenomen en had onder meer het Russische oorlogsschip Novik zwaar beschadigd.

Eigenlijk is het gehele artikel behoorlijk chauvinistisch en verre van neutraal geschreven. Dat valt ook op wanneer de Japanse matrozen werden beschreven. Hun kleding was vergelijkbaar met die van de Nederlandse matrozen, afgezien van de mutslinten versierd met ankers. Hij vervolgt met ‘Al lijken ze ook kleiner en zwakker dan onze Zeeuwen, toch ziet men duidelijk, dat deze kleine, gele mannetjes kracht en taaiheid bezitten.’ Geen woord over dat deze Japanse matrozen een paar jaar eerder het onmogelijk geachte hadden gerealiseerd, namelijk een van de Europese grote mogendheden verslaan. Wel viel het hem op dat Japanse en Nederlandse matrozen al direct met elkaar contact zochten in een voor hem onbegrijpelijke mengelmoes van Engels, Japans en Nederlands. Dit staat bekend als een Pidgin taal, bijvoorbeeld Pidgin-Engels. Het komen en gaan van stoomsloepen van de Japanse schepen naar de wal en terug werd door een steeds groter worden publiek gadeslagen. Langs de gehele boulevard flaneerden belangstellenden die zich ook verzamelden bij het standbeeld van de De Ruyter. Vanuit Antwerpen kwamen zelfs drie boten afgevaren met aan boord belangstellenden.

Die middag verliet om 16.15 de Japanse vice admiraal Ijuin (14) zijn schip vergezeld door chef staf kapitein luitenant Isam[u] Takeshita (15), aide-de-camp Yamamoto (16) en kapitein Takenonchi [Takenouchi Heitaro] . Zij werden vergezeld door de Nederlandse luitenant ter zee 1e klasse K.F. Sluys die hun toegewezen was. De bedoeling was Römer een tegenbezoek te brengen die zich op dat moment in hotel Zeeland bevond. Ijuin was tijdens de oorlog met Rusland souschef van de marinestaf en was deels opgeleid in Engeland waardoor hij vloeiend Engels sprak. Blijkbaar was Vlissingen geen onbekend terrein voor hem want in het artikel staat dat hij vijf jaar eerder ook al Vlissingen met twee oorlogsschepen had aangedaan. Na het bezoek aan de Nederlandse schout-bij-nacht reisde de Admiraal door naar Den Haag vergezeld door de Japanse afgezant Sato. Dat bezoek aan Den Haag wordt ook vermeld in de editie van de 10e, alleen het blijft onduidelijk of dat nu plaatsvond op de 8e of op de 9e.

De editie van de Zaterdag 13e meldde dat de Tskuba in de morgen van de 12e vertrok naar Portsmouth, gevolgd door de Chitose in de avond, Het vertrek van de laatste was vertraagd doordat men een verloren anker moest opvissen.

Noten
1. Ondanks dat de politici zowel in Nederland als in Nederlands-Indië beseften dat de Koninklijke Marine niet over de middelen beschikte een invasie te verhinderen, werden niet de financiën beschikbaar aangesteld voor de aanbouw van grote, zwaar bewapende schepen.Toen het benodigde budget wel beschikbaar kwam, verhinderde het uitbreken van de Eerste respectievelijk Tweede Wereldoorlog de daadwerkelijke aanbouw van slagschepen en of- kruisers. Zie ook http://warshipsresearch.blogspot.nl/2011/11/russian-and-japanese-navies-and.html voor de Koninklijke Marine in de Oost in 1904-1905 en voor de aanbouw van slagschepen het artikel “Een Zeeuwse dreadnought 1912-1914?”, Den Spiegel, nr. 2014-1, p. 14-19
2. Gepantserde kruiser, later aangeduid als slagkruiser. Gebouwd op de Kure marinewerf in Japan tussen 1905-1907, op 14 januari 1917 in de lucht gevlogen met het verlies van 305 mensenlevens. Zij had een waterverplaatsing van 16.500 ton en de afmetingen van 137,11 x 22,80 x 7,95 meters. De bewapening bestond uit 4-30,5cm kanons, 12-15,2cm kanons, 12-12cm kanons, 4-3pd snelvuurkanons en 3-45cm torpedobuizen. Haar bemanning telde 879 koppen. Ter vergelijking, het nieuwste Nederlandse pantserschip was de Hertog Hendrik gebouwd in 1901-1904 met een waterverplaatsing van 5.002 ton en als afmetingen 96,62 x 15,18 meters, een bemanning van 340 koppen en een bewapening van 2-24cm, 4-15cm kanons, 8-7,5cm kanons en 3-45cm torpedobuizen. Een schril contrast. Overigens lag de Hertog Hendrik ten tijde van de Russisch-Japanse oorlog in Nederlands Oost-Indië ter bescherming van onze neutraliteit. De in Vlissingen gebouwde Noord-Brabant lag daar toen ook!
3. Ook de Chitose was een gepantserde kruiser zij het van geringere afmetingen. Zij werd gebouwd bij Union Iron Works, San Francisco tussen 1897-1898 en werd uiteindelijk door de Japanse marine afgezonken in 1931. Met een waterverplaatsing van 4.760 ton en de afmetingen van 115,3 x 15,1 x 5,41 meter was zij zoals een journalist opmerkte meer vergelijkbaar met het beste wat de Koninklijke Marine kon bieden. Haar bemanning telde 405 koppen. De bewapening bestond uit 2-20,3cm kanons, 10-12cm kanons, 12-12pd kanons, 5-4,7cm kanons en 3-360cm torpedo buizen.
4. Dezelfde maand veroorzaakten het bezoek van drie Japanse pantserschepen aan Batavia [Djakarta] grote opwinding onder de bevolking aldaar. De drie schepen kwamen daar kolen laden.
5. Sato Aimaro (3 april 1857-1 September 1939) Gezant bij het Nederlandse hof sinds 1906/1907 en in 1914 benoemd als ambassadeur te Wenen en later in Bern.
6. Baron Shimamura Hayao (21 September 1858-8 januari 1923), in actieve dienst tussen 1874 en 1921, die zijn loopbaan afsloot in de rang van marshal admiral. Hij was inderdaad onder meer commandant van de Japanse marine academie.
7. William James Cohen Stuart (4 maart 1857-2 juni 1935), minister van marine tussen 17 augustus 1905-5 augustus 1907 en ook marineofficier met als eindrang kapitein ter zee als commandant van het pantserdekschip Hr.Ms. Friesland.
8. Willem Römer (20 januari 1851-14 oktober 1927), eindigde zijn loopbaan in de rang van vice-admiraal. Vlissingen was destijds dus duidelijk van ondergeschikt belang binnen het Nederlandse defensiebeleid.
9. Karel Frederik Sluijs (13 oktober 1871 Kanazawa, Japan-9 maart 1939 Den Haag), in actieve dienst tussen 1890 en 1927, die als chef van de marinestaf zijn loopbaan afsloot in de rang van vice admiraal.
10. De Hr.Ms. Bulgia vanaf 22 oktober 1894 gestationeerd te Vlissingen vertrok lag de maand daarvoor te Amsterdam om deel te nemen aan oefeningen op de Zuiderzee [nu IJsselmeer] tussen 3-4 juni. Na afloop hiervan zou zij buiten dienst worden gesteld en zou haar bemanning overgaan op de Hr.Ms. Bever die vanaf 20 juni te Vlissingen gestationeerd zou worden. Blijkbaar was de Bever afwezig want op 20 juli meldde de krant dat zij terugkeerde van Hellevoetsluis.
11. Cornelis Fock (30 augustus 1871), in actieve dienst tussen 1889 en 1927, die zijn loopbaan afsloot in de rang van vice-admiral,
12. Takenouchi Heitaro (6 februari 1863-21 december 1933), haar eerste commandant, in actieve dienst tussen 1877 en 1910, die zijn loopbaan afsloot in de rang van admiraal
13. Tanin Yamya (18 april 1866-10 september 1940), in actieve dienst tussen 1886 en 1922, die zijn loopbaan afsloot in de rang van admiraal. Naast actief officier met oorlogservaring ook een marinetheoreticus.
14. Baron Ijuin Goro (29 september 1852-13 januari 1921), in actieve dienst tussen 1871 en 1917, die zijn loopbaan afsloot in de rang van marshal admiral. In een andere editie wordt geschreven dat voor zover bekend niet eerder Japanse oorlogsschepen Vlissingen bezochten. In 1902 hebben Japanse marineofficieren wel België bezocht.
15. Isamu Takeshita (4 december 1869-1 juli 1949), in actieve dienst tussen 1889 en 1929, die zijn loopbaan afsloot in de rang van marshal admiral.
16. Het is verleidelijk om deze Yamamoto te identificeren met Isoroku Yamamoto, geboren als Isoroku Takano (4 april 1884-18 april 1943). Alleen hij accepteerde de adoptienaam Yamamoto pas officieel in 1916. In actieve dienst tussen 1901 en 1943, die zijn loopbaan afsloot in de rang van marshal admiral en opperbevelhebber van de Japanse zeestrijdkrachten tijdens de Tweede Wereldoorlog en verantwoordelijk voor de aanval op Pearl Harbor op 7 december 1941.