Totaal aantal pageviews

donderdag 17 november 2016

De brievenboeken van Scheldedirecteur Jos van Raalte 1878-1909



 In het directiearchief van de Kon. Mij. De Schelde 1875-1970 (toegang 214) bevinden zich, naast de algemene serie brievenboeken over de jaren 1875-1900 inv.nrs. 24-195), ook 4 brievenboeken van directeur Van Raalte. Deze vier boeken (inv.nrs. 302-305) hebben betrekking op de periode 2 mei 1878-30 augustus 1909 en bestaan uit in 4 banden ingebonden zogenaamde doorslagen van verzonden brieven. Van de tekst van het origineel, m.a.w. de verzonden brief, wordt via een carbon techniek een kopie gemaakt op een tweede vel papier. De tekst werd als het ware doorgedrukt of doorgeslagen. De op deze wijze verkregen kopie of doorslag is gemaakt van zeer dun papier. De inhoud van de brieven is divers en varieert van het verkrijgen van orders, het onderhouden van contact met (potentiële) klanten en andere scheepswerven, de (financiële) afwikkeling van orders en personeelsaangelegenheden. De materiële staat van de doorslagen laat zeer te wensen over. De tekst is veelal slecht te lezen doordat zij verbleekt is en het handschrift van Van Raalte zelf draagt ook niet tot de leesbaarheid bij. Vanwege het cultuurhistorisch belang van de inhoud en vanuit behoudsoogpunt is besloten de bewuste 4 banden te digitaliseren. Na een aantal proeven bleek de beste optie het fotograferen van de achterzijde van de doorslag. Het gevolg is een afbeelding in spiegelschrift die vervolgens werd omgezet naar een leesbaar beeld. Om verder onderzoek te stimuleren, zijn de beelden vervolgens geupload naar www.archieven.nl.   Zo kan een geïnteresseerde vanaf een willekeurige plek de brieven raadplegen. De beschikbare viewer biedt de mogelijkheid tot vergroting zonder dat het beeld direct in kwaliteit afneemt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid gebonden bladzijden te downloaden. Vanwege de arbeidsintensiviteit (per band minimaal een dag werk) is het niet mogelijk om op korte termijn alle brievenboeken op deze wijze te digitaliseren maar zal dat geleidelijk aan moeten gebeuren.

Fotocollectie (toegang 413) 53871 (FA44988)

Joseph Ephraim van Raalte vormde samen met hoofdingenieur Martin en scheepsbouwkundig ingenieur Janszen een trio dat veertig jaar lang de Kon. Mij. De Schelde vorm gaf vanaf de oprichting in 1875. Van Raalte was tussen 1875 en 1919 algemeen directeur. Uit dien hoofde was hij verantwoordelijk voor de administratie van de Kon. Mij. De Schelde en ondertekende hij ook namens het bedrijf. Geboren in Londen, Engeland op 18 oktober 1844 komt Van Raalte naar Nederland. Bij de Haagse Metaalpletterij en ijzergieterij L.I. Enthoven&Co. is hij vanaf 1860 werkzaam. Hij werkt hij zich vanaf de werkvloer van jongste bediende tot onderdirecteur op. Zijn volgende en tevens laatste werkgever wordt de Kon. Mij. De Schelde. Hij is tijdens zijn leven in Vlissingen ook actief in het maatschappelijke leven. Naast gemeenteraadslid tussen 1880-1919 is hij onder meer voorzitter van de liberale kiesvereniging Recht en Plicht en voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Vereniging Onze Vloot. Op 27 januari 1926 overlijdt hij in Vlissingen waar hij ook begraven wordt. Martin en Janszen zijn dan al jaren eerder overleden. Van Raalte kon bogen op een uitgebreid netwerk wat de werf ten goede. kwam Zo was een familielid van hem Jacob Jacques van Raalte consul in Glasgow. Destijds was Engeland en dan met name de werven gelegen langs de Schotse rivier Clyde het industriële paradijs van Europa. Met de daar gevestigde Fairfield company onderhield de De Schelde tientallen jaren lang intensieve contacten.

vrijdag 4 november 2016

De Vlissingse accumulatorenfabriek oftewel de bouw van accu’s voor onderzeeboten 1921-1934


Kon. Mij. De Schelde inv.nr. 513-917.
Links staan de gebouwen van de accumulatorenfabriek in 192

Kon. Mij. De Schelde inv.nr. 513-991.
Het plaatsen van een accu in de onderzeeboot Hr. Ms. KIX in 1922

Kon. Mij. De Schelde inv.nr. 513-992.
Het plaatsen van een accu in de onderzeeboot Hr. Ms. KIX in 1922

Conventionele onderzeeboten hebben twee soorten machines, namelijk diesels en elektromotoren. De diesels zijn voor wanneer men boven water vaart en de elektromotoren als de onderzeeboot ondergedoken is. Een snuiver zeg maar intrekbare luchttoevoer- en afvoerpijp maakt het mogelijk de lucht in de onderzeeboot te verversen. Hierdoor kan men én de accu’s voor de elektromotoren opladen én op de diesels blijven varen zolang de snuiver boven water uitstak. Als de onderzeeboot geheel onder water is gedoken, is dat niet meer mogelijk. Voor de elektromotoren zijn grote accu’s nodig. Tot en met de Eerste Wereldoorlog komen die vanuit Duitsland vandaan. Dat wordt vanaf 1918 een probleem. Om hierin te voorzien worden accu’s in Nederland aangemaakt. Vlissingen is vanaf 1906 tot aan 1939 de belangrijkste Nederlandse scheepswerf die onderzeeboten bouwt. Het Zweeds/Amsterdamse Ackumulator Fabriksaktiebolaget Tudor Ingenieurs Bureau vraagt op 17 september 1921 aan de gemeente Vlissingen toestemming een zogenaamde accumulatorenfabriek te mogen bouwen. Er wordt een grote fabriekshal neergezet op de landtong aan de Tweede Binnenhaven kad. sec. C 1497 grenzend aan de houtzagerij van de Kon. Mij. De Schelde. Het 49.65 bij 23,25 meter grote gebouw wordt opgetrokken uit hout en steen, is met ruberoid bedekt en heeft betonnen vloeren. Een jaar later wordt het gebouw al uitgebreid met een werkplaats. Om de zware accu’s vanaf het land in een onderzeeboot te kunnen takelen, wordt een elektrische takel geplaatst die 1.000 kilo kan optillen. In het transformatorlokaal komen 2 omvormers van 50 ph draaistroom-gelijkstroom110 V in de fabriekshal te staan. Dit lokaal moet goed worden geventileerd zodat de aanvoer van voldoende koele lucht gegarandeerd is. Andere bepalingen zijn dat in de ruimten aangeduid met “Lading” niet mag worden gestookt of gerookt en de kunstmatige verlichting alleen uit elektrische gloeilampen mag bestaan. De machines mogen geen trillingen of lawaai veroorzaken. Omdat het om niet van gevaar ontblote werkzaamheden gaat, moeten mimimaal 6 brandblusapparaten aanwezig zijn. Er moet plaats zijn voor maximaal 10 mannelijke werknemers.

 

Het bedrijf gaat accu’s bouwen voor de onderzeeboten van de Koninklijke Marine. Tussen 1923 en 1926 zijn er gemiddeld 5 man inclusief een werkmeester aan het werk. Meer personeel is niet nodig vanwege het gebrek aan orders door de bezuinigingen bij de marine. In de daaropvolgende jaren wordt dat niet beter. Zo zijn er in 1927 nog maar twee man aan het werk en worden zelfs accu’s voor Turkse onderzeeboten gebouwd. Vanaf 1930 gaat het weer wat beter. Er zijn dan 6 man in vaste dienst en in december zijn 10 man aan het werk. Men maakt dan accu’s voor de O12 en de O 13. Toch komt er snel een einde aan de Vlissingse vestiging, vermoedelijk omdat er geen werk meer was. In 1934 wordt het telefoonnummer 377 aan een ander bedrijf gegeven. Het Amsterdamse hoofdkantoor heeft op 1 februari de accumulatoren business overgedragen aan Varta. In Vlissingen wordt twee jaar later de O16 gebouwd, gevolgd door de O20-21 in 1940. Ze worden nog steeds met Tudor-batterijen uitgerust, maar niet meer gemaakt in Vlissingen. De fabrieksgebouwen gaan tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren.


Op 20 juli 1937 vraagt de Kon. Mij. De Schelde om toestemming tot het mogen plaatsen van een onderzeebootlaadstation op het zogenaamde Eiland op het terrein aan de Dijkstraat kad. sec. C 1451. In een eenvoudig gebouwtje van 8,54 bij 8,44 komt een man te werken. Deze is verantwoordelijk voor een schakelbord en omvormer met een vermogen van 600 Amp. 440 V gelijkstroom bij 375 omwentelingen. De elektriciteitscentrale van De Schelde levert de nodige stroom.

vrijdag 28 oktober 2016

Open Archievendag 2016 in Vlissingen was een succes

Op zaterdag 15 oktober 2016 stonden de deuren van het Gemeentearchief Vlissingen wijd open voor het publiek. Nu is dat op zich niets bijzonders, want maandag tot en met donderdag tussen 09.00 en 16.30 uur staan die zelfde deuren altijd open. Maar een keer per jaar is er open archievendag, dan krijgen bezoekers zelfs de kans om een blik, wat heet meerdere blikken, te werpen in de archiefbewaarplaats. De rest van het jaar is dat verboden gebied.
Dit jaar waren verantwoording en bewijsvoering de thema’s waarbij de oorspronkelijke bron het uitgangspunt was. Natuurlijk is het archief de cultuurhistorische blauwdruk van de Vlissingse genen, maar het is meer. Overheidsarchieven worden in principe gevormd om verantwoording aan de samenleving te kunnen afleggen voor het door dezelfde overheid gevoerde beleid. De (individuele) archiefstukken worden dan weer als bewijsstukken op tafel gelegd om aan te tonen dat de verantwoording juist en volledig is. Archieven zijn dan ook van oudsher een hoeksteen van onze samenleving omdat de rechten en plichten van een samenleving worden vastgelegd en worden bewaard. Onze Grondwet of de Amerikaanse Declaration of Independence zijn hier een goed voorbeeld van. Ja het zijn archiefstukken, maar wel met een overstijgende betekenis dan alleen een archiefstuk. In onze Grondwet staan de grondrechten van de individuele bewoner van Nederland.
Er waren dezelfde dag drie presentaties waarbij de sprekers ieder op hun eigen wijze ingingen op de thema’s.


Ron van Maanen volgde het leven van De Schelde hoofdingenieur Martin in Vlissingen door gebruik te maken van het bevolkingsregister, geboorte- en overlijdensregister, de uitgebreide beeldbank van het gemeentearchief, foto’s van de Kon. Mij. De Schelde en marinescheepsbouwtekeningen. Hierbij werd ook teruggegrepen op wat verantwoording en bewijsvoering betekent en de rol die archieven hierin spelen.


Joep Bremmers bracht een aantal bekende Vlissingers als Brasser en Brouwenaar onder de aandacht. Hij kon aantonen welke Brasser de auteur was van de 18e eeuwse beschrijving van de stad Vlissingen door gebruik te maken van archiefbronnnen. Zijn verhaal sloot hij af door het tonen van een beeldsnijwerk voorstellende Apollo wat thuishoort op de stok van het muziekvaandel van de Vlissingse Harmonie Ons Genoegen. Vanaf nu weten we dat het gesneden is door Brouwenaar in de 19e eeuw. Hij was ook winnaar van de ereprijs van de Academie te Amsterdam in 1849.


Arthur Scheijde sloot het drieluik af door zijn presentatie over zijn boek In naam van De Ruyter en welke bronnen hij daarvoor gebruikt had. In een kleurige audiovisuele presentatie kwam zelfs De Ruyter als animatiefiguur aan het woord.


Er waren verder twee rondleidingen in de archiefbewaarplaats waarbij aan de hand van prenten en andere archiefstukken een en ander werd verteld over Vlissingen. Op de studiezaal stonden bovendien een aantal panelen met daarop foto’s van Vlissingse monumenten en de Tweede Wereldoorlog. Bovendien was op de studiezaal een doorlopende presentatie van plaatjes.


Belangstellenden konden vragen hoe een en ander op het internet te zoeken. Hiervoor was een beamer aangesloten en kon via een directe internetverbinding direct ‘live’ op vragen worden ingegaan, door het antwoord te projecteren op de tegenover staande muur.
Het Gemeentearchief Vlissingen presenteerde bovendien weer een aantal belangrijke bronnen, nu ook digitaal in te zien op het internet.
Het bevolkingsregister 1860-1921 stond al op het internet, zij het alleen in tekstvorm. Inmiddels zijn alle bladzijden gedigitaliseerd en gekoppeld aan individuele inschrijvingen. Hierdoor wordt het mogelijk om een Vlissinger te volgen in deze periode, waar hij woonde, zijn gezinssamenstelling etc. De scans kunnen nu thuis ook worden gedownload.
De Kon. Mij. De Schelde heeft haar archieven een aantal jaren geleden ondergebracht bij het Gemeentearchief Vlissingen. Sindsdien is er hard gewerkt aan de ontsluiting. Door de immense hoeveelheden gaat dat misschien langzamer dan gewild, maar de eindresultaten zijn er wel naar. Het fotoarchief van De Schelde telt zo’n 120.000 negatieven. Daarvan zijn er nu ruim 4.000 daterende van voor de Tweede Wereldoorlog op het internet te zien. Van het grote tekeningenproject is nu het tweede deel afgerond. Twee jaar geleden kon op de Open Archievendag het eerste deel, te weten tekeningen van machines en ketels 1876-1938, worden getoond, nu was de marinescheepsbouw 1876-1956 aan de beurt.

vrijdag 10 juni 2016

De Ruyter in beeld: 200 jaar marineschepen genaamd De Ruyter

Op weg naar Vlissingen 22 juni 2016, foto Ron van Maanen

12 juli 2008 Vlootdagen Den Helder, foto Ron van Maanen

Op woensdag 22 juni 2016 zal in de Buitenhaven van Vlissingen het Nederlandse luchtverdedigings- en commandofregat Zr. Ms. De Ruyter (F804) afmeren. Zij keert hiermee terug naar haar geboorteplek waar zij op 1 September 2000 op stapel gezet werd. De Ruyter maakt samen met haar zusterschepen Evertsen, Tromp en De Zeven Provinciën deel uit van de De Zeven Provinciën. Internationaal staan deze schepen in hoog aanzien als het gaat om design en prestaties, waarbij zeker de radarapparatuur van wereldallure is. De stad Vlissingen heeft daarnaast een speciale band met dit fregat, als het ware een vorm van adoptie.

De stad Vlissingen heeft een maritieme geschiedenis die al eeuwen terug gaat en waarvan marineschepen een onlosmakelijk deel van uitmaakten en maken. De Koninklijke Marine bestaat misschien pas 200 jaar, het is de directe opvolger van de uit de 16e eeuw daterende Admiraliteiten. Zeeland had haar eigen admiraliteit met onder meer in Vlissingen een eigen scheepswerf. In 1814 vestigde ook de Koninklijke Marine een nieuwe scheepswerf, deels op het terrein van de oude admiraliteitswerf. Nadat de marinewerf was gesloten, zou in 1875 de Kon. Mij. De Schelde het terrein in gebruik nemen en onder meer marineschepen bouwen.

De Koninklijke Marine kan dus bogen op een rijke en roemvolle geschiedenis en vasthoudend aan tradities vertaalt dit zich ook in het vernoemen van haar schepen. De Zeven Provinciën-klasse is hiervan een mooi voorbeeld door het terugblikken naar de 17e eeuw toen de Republiek der Nederlanden een wereldmacht was en in dezelfde eeuw ook grotendeels in strijd met andere landen als bijvoorbeeld het Verenigd Koningrijk. Uit die tijd dateren roemruchte namen als Evertsen, Tromp en natuurlijk niet te vergeten onze grootste zeeheld, de in Vlissingen geboren De Ruyter. Sinds 1814 zijn diverse schepen De Ruyter gedoopt. Een ander voorbeeld is Karel Doorman, die tijdens de Tweede Wereldoorlog sneuvelde en wiens naam nu het grootste Nederlandse marineschip ooit voert.

Het Gemeentearchief Vlissingen maakt gebruik van het aanstaande bezoek van Zr. Ms. De Ruyter door te duiken in de rijke collecties aan beelden en prenten die zij beheert, om de schepen die sinds 1814 De Ruyter werden genoemd in beeld te brengen.

Linieschip in de tropen

1. Het linieschip van 80 kanons Admiraal de Ruyter dat op 19 november 1808 op de marinewerf te Amsterdam te water werd gelaten. Echt lang dienst heeft het niet gedaan. Oktober 1815 vertrok het naar het toenmalige Nederlands Oost-Indië waar het in 1816 aankwam. Datzelfde jaar werd het al afgekeurd! Als wachtschip van de koloniale marine deed het dienst te Soerabaja om in 1818 gesloopt te worden.

Model Rijksmuseum Amsterdam, Netherlands. Original source

Als fregat met hulpstoomvermogen rond 1862

Als gepantserde stoombatterij in de Dokhaven, tekening Ron van Maanen

2. De tweede De Ruyter is echt een Vlissings schip en een mooi voorbeeld van de technische ontwikkelingen in de 19e eeuw, van zeil naar zeil met hulpstoomvermogen naar alleen stoomvermogen en uiteindelijk zelfs verbouwd tot een gepantserde stoombatterij. Lessen geleerd in de Krimoorlog en de Amerikaanse Burgeroorlog werden toegepast, waarbij de Vlissingense marinewerf met marine-ingenieurs Turk en Tideman een hoofdrol speelde. In 1831 werd zij op stapel gezet als een linieschip van 74 kanons, echter halverwege de bouw geraseerd tot een 50 kanons-fregat (1850) om uiteindelijk in 1853 als zeilfregat 1e klasse te water worden gelaten. Dat heeft niet lang geduurd want in 1860 werd deze De Ruyter verbouwd tot fregat met hulpstoomvermogen. De grote gedaanteverwisseling liet niet lang op zich wachten, want twee jaar later startte de verbouwing tot een drijvende batterij die uiteindelijk uitmondde in een gepantserde versie. Veel plezier heeft de marine van het schip dat de Scheldemonding moest verdedigen niet gehad. In 1874 werd het voor de sloop verkocht.

3. Het schroefstoomschip 1st klasse Zr. Ms. Koningin Emma der Nederlanden werd op 6 november 1876 op de Rijkswerf te Amsterdam als De Ruyter op stapel gezet en op7 januari 1879 herdoopt.

GA Vlissingen 414.25321

4. Het schroefstoomschip 1e klasse Zr. Ms. De Ruyter was opnieuw een Amsterdamse aangelegenheid. Op 7 januari 1879 op stapel gezet op de Rijkswerf aldaar, te water gelaten op 22 september 1880 werd zij op 1 mei 1885 in dienst gesteld. In 1900 werd het schip voor de sloop verkocht.

Gemeentearchief Vlissingen 413.57871

5. De vierde De Ruyter werd opgevolgd door een pantserschip, op stapel gezet op 12 mei 1900 bij de maatschappij voor scheeps- en werktuigkundebouw Fijenoord te Rotterdam en deed onder meer dienst in Nederlands Oost-Indië om uiteindelijk in 1924 voor de sloop te worden verkocht.

tekening Alexander Mari van Maanen

Foto gemaakt 23 oktober 1926
Gemeentearchief Vlissingen Collectie Kon. Mij. De Schelde 513.1625.

6. Met de zesde De Ruyter is eindelijk weer de Vlissingse scheepsbouw in beeld. Op 28 augustus 1925 wordt bij de Kon. Mij. De Schelde een torpedobootjager uit de zogenaamde Admiralen-klasse op stapel gezet die de naam De Ruyter krijgt. Zij het niet voor lang. Want als begonnen wordt met misschien wel de meest bekendste De Ruyter sinds 1814, namelijk de lichte kruiser, krijgt op 1 oktober 1934 de torpedobootjager de nieuwe naam Van Ghent. Eigenlijk wordt daarmee een ander draadje met de Vlissingese geschiedenis opnieuw verbonden. Van Ghent was namelijk de eerste commandant van het zogenaamde Regiment de Marine, het huidige Korps Mariniers. Dit schip liep op 15 februari 1942 op een rif van het eiland Bamidjo, Nederlands Oost-Indië en moest worden verlaten door haar bemanning. Deze stak haar in brand om te voorkomen dat Japan het in bezit kon nemen. Japanse bommenwerpers bombardeerden het wrak overigens nog dezelfde dag.

Gemeentearchief Vlissingen 413.14846. Foto Dert

Twee van de zes waterpijpketels gemaakt bij de Kon. Mij. De Schelde
Gemeentearchief Vlissingen. Collectie Kon. Mij. De Schelde 513.3100

Tandwieloverbrenging gemaakt bij de Kon. Mij. De Schelde
Gemeentearchief Vlissingen. Collectie Kon. Mij. De Schelde 513.2847

7. De lichte kruiser De Ruyter werd niet gebouwd in Vlissingen, maar bij Wilton Fijenoord. Het is jammer dat de opdracht niet naar De Kon. Mij. De Schelde ging. Maar vanuit Vlissingen werden wel onder meer de waterpijpketels en de tandwieloverbrenging geleverd. En ja, zonder voortstuwing kom je niet ver. Het was dit schip dat op 27 februari 1942 ten onder ging in de slag in de Javazee waarbij een geallieerd eskader het zonder succes opnam tegen de Japanse vloot. Op dat moment was schout-bij-nacht Karel Doorman opperbevelhebber van het geallieerde eskader en deed de De Ruyter dienst als zijn vlagschip.  Hij ging samen met zijn schip ten onder, van haar bemanning verloren 345 man het leven. Na de Tweede Wereldoorlog werd de naam Karel Doorman door de Koninklijke Marine tot vier keer toe aan een marineschip gegeven, onder meer het joint support schip dat gebouwd werd onder auspiciën van Damen Schelde Naval Shipbuilding te Vlissingen.


Anno 1953, tekening Alexander Mari van Maanen

Als de Almirante Grau in 2010, tekening Alexander Mari van Maanen

A.G. Mes. Gemeentearchief Vlissingen 414.4422

A.G. Mes. Gemeentearchief Vlissingen 414.4423

8. De achtste De Ruyter, opnieuw een lichte kruiser, zou een voorbeeld worden van het hoge niveau van de Nederlandse scheepsbouw. De romp werd al op 5 september 1939 op stapel gezet, maar vanwege de Tweede Wereldoorlog werd het schip pas op 18 november 1953 in dienst gesteld. Aanvankelijk zou ze De Zeven Provinciën worden gedoopt, maar deze naam werd aan haar zusterschip gegeven. Na zo’n 20 jaar dienst werd besloten dat beide kruisers niet meer geschikt waren voor de Nederlandse (marine) eisen en De Ruyter uit dienst werd gesteld en op 13 oktober 1972 werd verkocht aan Peru. In dienst gesteld als de Almirante Grau in 1973 is zij nog steeds in actieve dienst. Sterker nog het is de laatste in actieve dienst zijnde zogenaamde 'gun-cruiser' ter wereld. Met gun-cruiser wordt een kruiser bedoeld waarvan de hoofdbewapening (in haar geval 12cm kanons) bestaat. Zij wordt nog geregeld gemoderniseerd en staat ondanks een romp van respectabele leeftijd (bijna 80 jaar) nog steeds haar mannetje.

Gemeentearchief Vlissingen. Collectie Kon. Mij. De Schelde KMS 80050

Brughuis met koepel, foto Ron van Maanen

De koepel van binnen, foto Ron van Maanen

9. Doordat de Koninklijke Marine afscheid moest nemen van haar twee grootste oppervlakte eenheden was vervanging een noodzaak geworden. Al in de zestiger jaren was samen het Verenigd Koninkrijk begonnen aan de ontwikkeling van een nieuw fregat. Beide landen sloegen uiteindelijk een eigen weg in. Voor Nederland betekende dat de ontwikkeling van het geleide wapenfregat waarvan er twee zouden worden gebouwd, te weten De Ruyter en de Tromp. De Ruyter werd gebouwd in een bouwloods, iets wat in Nederland voor de bouw van oorlogsschepen nauwelijks werd gedaan. Op 22 december 1971 werd zij op stapel gezet om op 3 juni 1976 in dienst te worden gesteld. De opzet was dat zij als vlagschip dienst deed van een Nederlandse onderzeebootbestrijdingsgroep. In 1980 voer deze De Ruyter de Thames op en voer onder de Tower bridge door om af te meren langs de British kruiser HMS Belfast. Misschien een herhaling van de tocht naar Chatham in 1667? In ieder geval trok haar aankomst in London veel aandacht. Bij de viering van 300e jaar geboortedag van De Ruyter in 2007 nam de Britse Marine met de typisch onderkoelde Britse humor wraak door de HMS Chatham te sturen.  Op 3 oktober 2001 werd deze De Ruyter uit dienst gesteld. De geleide wapenfregatten trokken met hun ontwerp en prestaties internationaal de aandacht, zeker gelet op de grote radarkoepel bovenop de brug. Deze metershoge bol diende ter bescherming van de 3D-radar, De koepel had ook een bijnaam namelijk Kojak (bol). De naam Kojak refereert aan de Amerikaanse tv acteur Teddy Savalas die in 1973-1978 een politie-inspecteur speelde en zijn hoofd kaal schoor als een biljartbal. Brughuis met koepel zijn bewaard gebleven en tegenwoordig opengesteld voor het publiek op het terrein van de voormalig Rijkswerf te Den Helder.

12 juli 2008 Vlootdagen Den Helder, foto Ron van Maanen

12 juli 2008 Vlootdagen Den Helder, foto Ron van Maanen

10. Ook de tiende De Ruyter is weer een Vlissings product. In september 2000 werd de bouw begonnen door de Koninklijke Schelde Groep BV (het huidige Damen Schelde Naval Shipbuilding). In dienst gesteld op 22 april 2004 zou het eerste fregat binnen de Koninklijke Marine worden met een vrouwelijk commandant, namelijk Jeanette Morang. Het schip deed onder meer dienst in de Golf van Aden voor de bestrijding van artillerie.

Op weg naar Vlissingen 22 juni, op de achtergrond Breskens zichtbaar, foto Ron van Maanen
Op weg naar Vlissingen 22 juni, op de achtergrond Breskens zichtbaar, foto Ron van Maanen

dinsdag 26 april 2016

Bruno Joannes Tideman en zijn Memoriaal van de Marine uit 1876-1880


Inleiding
Tussen 1876-1880 verscheen een standaardwerk over de Nederlandse scheepsbouw dat bij het grote publiek niet tot nauwelijks bekend is. Voor iedereen geïnteresseerd in de industriële geschiedenis in het algemeen en in de maritieme geschiedenis in het bijzonder is dit Memoriaal van de Marine een absolute ‘must’. Omdat, voor zover bekend, slechts enkele exemplaren beschikbaar zijn bij musea en aanverwante culturele instellingen heeft het Gemeentearchief Vlissingen gemeend het boek te moeten digitaliseren en beschikbaar te stellen via Open Cultuur Data. Drie van de in het Memoriaal beschreven schepen namelijk de Buffel in Hellevoetsluis, de ook in Vlissingen bekende Schorpioen en de Bonaire, beide in Den Helder,  bestaan tot op de dag vandaag!

De Bonaire te Den Helder anno 2007

De Buffel, te Rotterdam op 23 december 2013, tegenwoordig te Hellevoetsluis

De Schorpioen te Den Den Helder

De auteur
Bruno Joannes Tideman (1834-1883) was de belangrijkste Nederlandse 19e eeuwse marine-ingenieur. Net als zijn collega's bezocht hij buitenlandse marines en werven en voerde een uitvoerige correspondentie om de ontwikkelingen in het vak scheepsbouw bij te houden. In tegenstelling tot vaak wordt gedacht, werd binnen de Koninklijke Marine wel degelijk gekeken naar wat elders gebeurde en weliswaar- soms met jaren vertraging- ook hier doorgevoerd. Tideman was én iemand uit de praktijk én iemand die scheepsbouw vanuit een wetenschappelijke invalshoek benaderde.Tideman nam ook proeven met modellen om zo optimale rompvormen te ontwerpen. Vandaag de dag wordt dat nog steeds gedaan.

Loopbaan bij de Koninklijke Marine
Tideman begon zijn loopbaan op de marinewerf in Vlissingen in 1857. Deze marinewerf is ondanks haar relatief korte bestaan (1814-1867) van groot belang geweest voor de introductie van nieuwe technieken in de marine. Nagenoeg alle marine ingenieurs zijn hier werkzaam geweest. Tidemans voorganger Turk als directeur scheepsbouw verbonden aan het ministerie van marine te ¿s-Gravenhage verbleef het grootste deel van zijn tijd te Vlissingen en voerde van hieruit zijn correspondentie met de andere marinewerven en het ministerie. Tideman trachtte, toen duidelijk werd dat de Vlissingse werf gesloten werd, hier een nieuw groot modern scheepsbouwbedrijf op te richten. Dit lukte echter niet. Pas toen koning Willem III zich ermee bemoeide, kwam er schot in de zaak. Dit resulteerde in de oprichting van de Kon. Mij. De Schelde in 1875 met Arie Smit als handelend vennoot. Tideman speelde hierbij een niet te onderschatten rol. De eerste chef afdeling scheepsbouw bij De Schelde Jacob Janszen Jr. was een bekende van hem.

Internationale ontwikkelingen in de scheepsbouw
In de 19e eeuw schakelden de marines over van houten schepen naar stalen-ijzeren schepen, van zeil- naar stoomvoortstuwing, werden panterschepen de voorlopers van de slagschepen uit beide wereldoorlogen gebouwd, kwam het torpedowapen op en werd geëxperimenteerd met de eerste onderzeeboten. In de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865) werden deze nieuwe wapens `uitgetest¿. Nederlandse marineofficieren en ¿ingenieurs volgden dit nauwgezet en adviseerden de minister van marine om ook tot aanschaf c.q. introductie over te gaan. De Nederlandse scheepsbouw was nog niet in staat om pantserschepen e.d. te bouwen. In augustus 1865 werd de kiel gelegd van het eerste Nederlandse pantserschip Zr.Ms. Prins Hendrik der Nederlanden bij Laird&Sons, Birkenhead, Engeland. Tideman was namens de marine belast met het toezicht tijdens de bouw. Binnen enkele jaren volgden meer opdrachten, opnieuw in Engeland maar ook in Frankrijk. Twee van deze schepen namelijk de Buffel en de Schorpioen bestaan vandaag de dag nog. In Nederland stond men niet stil want in 1867 werd het eerste pantserschip, de later Guinea, op stapel gezet op de Rijkswerf in Amsterdam. Werden de eerste torpedoboten nog in Engeland gebouwd, binnen enkele jaren werden zij ook op Nederlandse werven, waaronder de Kon. Mij. De Schelde gebouwd.

Het Memoriaal van de Marine
Tegen deze achtergrond moet het magnus opum van Tideman worden gezien. Het geeft een meer dan uitstekende indruk van wat er op dat moment bekend was aan materiaalsoorten, theoretische berekeningen, bouwkosten etc. Verder wordt ook veel historische informatie verstrekt.

De Samarang

Tideman schreef in november 1880 te zijn afgeweken van de oorspronkelijk opzet uit 1876. In de livretten B en C moest aandacht worden besteed aan kruisers (lees schroefstoomschepen met nog steeds zeilen) kleiner dan de 1e klasse kruisers van de Atjeh-klasse (Livret A) maar groter dan de Samarang-klasse (Livret D). Men ging er in 1876 nog van uit dat binnen vier jaar dergelijke schepen zouden worden ontworpen. Dit vond echter niet plaats en de minister van marine gaf geen toestemming een aantal projecten van deze tussenklassen in het Memoriaal op te nemen. Beide Livretten zouden pas worden ingevuld als de schepen ook daadwerkelijk waren gebouwd. Voor oudere typen als Zr.Ms. Zilveren Kruis was geen plaats, want die zouden toch binnen afzienbare tijd uit dienst worden genomen. In de praktijk zijn beide Livretten op een geheel andere wijze ingevuld, namelijk met overzichten van schepen in dienst bij de Koninklijke Marine en de Indische Militaire Marine en schepen van buitenlandse marines. 


In de landelijke krant Algemeen Handelsblad gedateerd 13 februari 1876 verscheen een advertentie waarin de eerste aflevering werd aangekondigd. De Kon. Mij. De Schelde had een compleet exemplaar in haar eigen bibliotheek. Dit exemplaar is volledig gedigitaliseerd en opgenomen in deze toegang. Het origineel is in redelijke staat maar heeft wel te lijden van verzuring.

Tideman heeft meerdere publicaties op zijn naam staan waaronder Over de snelheid van stoomschepen en het berekenen daarvan (1862), Het maritiem etablissement te Vlissingen (1865) en De levensvatbaarheid eener fabriek van stoom- en andere werktuigen, fabriekswerf enz. Te Amsterdam, 1870. Voor meer informatie over zijn leven is de biografie Dr. B.J. Tideman 1834-1883 Grondlegger van de Moderne Scheepsbouw in Nederland geschreven door J.M. Dirkzwager in 1970 een aanrader.

Via deze link Memoriaal van de Marine komt u direct bij het digitale boek uit en waarbij via de knop inventaris u het gehele boek kan inzien..