Totaal aantal pageviews

donderdag 17 november 2016

De brievenboeken van Scheldedirecteur Jos van Raalte 1878-1909



 In het directiearchief van de Kon. Mij. De Schelde 1875-1970 (toegang 214) bevinden zich, naast de algemene serie brievenboeken over de jaren 1875-1900 inv.nrs. 24-195), ook 4 brievenboeken van directeur Van Raalte. Deze vier boeken (inv.nrs. 302-305) hebben betrekking op de periode 2 mei 1878-30 augustus 1909 en bestaan uit in 4 banden ingebonden zogenaamde doorslagen van verzonden brieven. Van de tekst van het origineel, m.a.w. de verzonden brief, wordt via een carbon techniek een kopie gemaakt op een tweede vel papier. De tekst werd als het ware doorgedrukt of doorgeslagen. De op deze wijze verkregen kopie of doorslag is gemaakt van zeer dun papier. De inhoud van de brieven is divers en varieert van het verkrijgen van orders, het onderhouden van contact met (potentiële) klanten en andere scheepswerven, de (financiële) afwikkeling van orders en personeelsaangelegenheden. De materiële staat van de doorslagen laat zeer te wensen over. De tekst is veelal slecht te lezen doordat zij verbleekt is en het handschrift van Van Raalte zelf draagt ook niet tot de leesbaarheid bij. Vanwege het cultuurhistorisch belang van de inhoud en vanuit behoudsoogpunt is besloten de bewuste 4 banden te digitaliseren. Na een aantal proeven bleek de beste optie het fotograferen van de achterzijde van de doorslag. Het gevolg is een afbeelding in spiegelschrift die vervolgens werd omgezet naar een leesbaar beeld. Om verder onderzoek te stimuleren, zijn de beelden vervolgens geupload naar www.archieven.nl.   Zo kan een geïnteresseerde vanaf een willekeurige plek de brieven raadplegen. De beschikbare viewer biedt de mogelijkheid tot vergroting zonder dat het beeld direct in kwaliteit afneemt. Daarnaast bestaat de mogelijkheid gebonden bladzijden te downloaden. Vanwege de arbeidsintensiviteit (per band minimaal een dag werk) is het niet mogelijk om op korte termijn alle brievenboeken op deze wijze te digitaliseren maar zal dat geleidelijk aan moeten gebeuren.

Fotocollectie (toegang 413) 53871 (FA44988)

Joseph Ephraim van Raalte vormde samen met hoofdingenieur Martin en scheepsbouwkundig ingenieur Janszen een trio dat veertig jaar lang de Kon. Mij. De Schelde vorm gaf vanaf de oprichting in 1875. Van Raalte was tussen 1875 en 1919 algemeen directeur. Uit dien hoofde was hij verantwoordelijk voor de administratie van de Kon. Mij. De Schelde en ondertekende hij ook namens het bedrijf. Geboren in Londen, Engeland op 18 oktober 1844 komt Van Raalte naar Nederland. Bij de Haagse Metaalpletterij en ijzergieterij L.I. Enthoven&Co. is hij vanaf 1860 werkzaam. Hij werkt hij zich vanaf de werkvloer van jongste bediende tot onderdirecteur op. Zijn volgende en tevens laatste werkgever wordt de Kon. Mij. De Schelde. Hij is tijdens zijn leven in Vlissingen ook actief in het maatschappelijke leven. Naast gemeenteraadslid tussen 1880-1919 is hij onder meer voorzitter van de liberale kiesvereniging Recht en Plicht en voorzitter van de Koninklijke Nederlandse Vereniging Onze Vloot. Op 27 januari 1926 overlijdt hij in Vlissingen waar hij ook begraven wordt. Martin en Janszen zijn dan al jaren eerder overleden. Van Raalte kon bogen op een uitgebreid netwerk wat de werf ten goede. kwam Zo was een familielid van hem Jacob Jacques van Raalte consul in Glasgow. Destijds was Engeland en dan met name de werven gelegen langs de Schotse rivier Clyde het industriële paradijs van Europa. Met de daar gevestigde Fairfield company onderhield de De Schelde tientallen jaren lang intensieve contacten.

vrijdag 4 november 2016

De Vlissingse accumulatorenfabriek oftewel de bouw van accu’s voor onderzeeboten 1921-1934


Kon. Mij. De Schelde inv.nr. 513-917.
Links staan de gebouwen van de accumulatorenfabriek in 192

Kon. Mij. De Schelde inv.nr. 513-991.
Het plaatsen van een accu in de onderzeeboot Hr. Ms. KIX in 1922

Kon. Mij. De Schelde inv.nr. 513-992.
Het plaatsen van een accu in de onderzeeboot Hr. Ms. KIX in 1922

Conventionele onderzeeboten hebben twee soorten machines, namelijk diesels en elektromotoren. De diesels zijn voor wanneer men boven water vaart en de elektromotoren als de onderzeeboot ondergedoken is. Een snuiver zeg maar intrekbare luchttoevoer- en afvoerpijp maakt het mogelijk de lucht in de onderzeeboot te verversen. Hierdoor kan men én de accu’s voor de elektromotoren opladen én op de diesels blijven varen zolang de snuiver boven water uitstak. Als de onderzeeboot geheel onder water is gedoken, is dat niet meer mogelijk. Voor de elektromotoren zijn grote accu’s nodig. Tot en met de Eerste Wereldoorlog komen die vanuit Duitsland vandaan. Dat wordt vanaf 1918 een probleem. Om hierin te voorzien worden accu’s in Nederland aangemaakt. Vlissingen is vanaf 1906 tot aan 1939 de belangrijkste Nederlandse scheepswerf die onderzeeboten bouwt. Het Zweeds/Amsterdamse Ackumulator Fabriksaktiebolaget Tudor Ingenieurs Bureau vraagt op 17 september 1921 aan de gemeente Vlissingen toestemming een zogenaamde accumulatorenfabriek te mogen bouwen. Er wordt een grote fabriekshal neergezet op de landtong aan de Tweede Binnenhaven kad. sec. C 1497 grenzend aan de houtzagerij van de Kon. Mij. De Schelde. Het 49.65 bij 23,25 meter grote gebouw wordt opgetrokken uit hout en steen, is met ruberoid bedekt en heeft betonnen vloeren. Een jaar later wordt het gebouw al uitgebreid met een werkplaats. Om de zware accu’s vanaf het land in een onderzeeboot te kunnen takelen, wordt een elektrische takel geplaatst die 1.000 kilo kan optillen. In het transformatorlokaal komen 2 omvormers van 50 ph draaistroom-gelijkstroom110 V in de fabriekshal te staan. Dit lokaal moet goed worden geventileerd zodat de aanvoer van voldoende koele lucht gegarandeerd is. Andere bepalingen zijn dat in de ruimten aangeduid met “Lading” niet mag worden gestookt of gerookt en de kunstmatige verlichting alleen uit elektrische gloeilampen mag bestaan. De machines mogen geen trillingen of lawaai veroorzaken. Omdat het om niet van gevaar ontblote werkzaamheden gaat, moeten mimimaal 6 brandblusapparaten aanwezig zijn. Er moet plaats zijn voor maximaal 10 mannelijke werknemers.

 

Het bedrijf gaat accu’s bouwen voor de onderzeeboten van de Koninklijke Marine. Tussen 1923 en 1926 zijn er gemiddeld 5 man inclusief een werkmeester aan het werk. Meer personeel is niet nodig vanwege het gebrek aan orders door de bezuinigingen bij de marine. In de daaropvolgende jaren wordt dat niet beter. Zo zijn er in 1927 nog maar twee man aan het werk en worden zelfs accu’s voor Turkse onderzeeboten gebouwd. Vanaf 1930 gaat het weer wat beter. Er zijn dan 6 man in vaste dienst en in december zijn 10 man aan het werk. Men maakt dan accu’s voor de O12 en de O 13. Toch komt er snel een einde aan de Vlissingse vestiging, vermoedelijk omdat er geen werk meer was. In 1934 wordt het telefoonnummer 377 aan een ander bedrijf gegeven. Het Amsterdamse hoofdkantoor heeft op 1 februari de accumulatoren business overgedragen aan Varta. In Vlissingen wordt twee jaar later de O16 gebouwd, gevolgd door de O20-21 in 1940. Ze worden nog steeds met Tudor-batterijen uitgerust, maar niet meer gemaakt in Vlissingen. De fabrieksgebouwen gaan tijdens de Tweede Wereldoorlog verloren.


Op 20 juli 1937 vraagt de Kon. Mij. De Schelde om toestemming tot het mogen plaatsen van een onderzeebootlaadstation op het zogenaamde Eiland op het terrein aan de Dijkstraat kad. sec. C 1451. In een eenvoudig gebouwtje van 8,54 bij 8,44 komt een man te werken. Deze is verantwoordelijk voor een schakelbord en omvormer met een vermogen van 600 Amp. 440 V gelijkstroom bij 375 omwentelingen. De elektriciteitscentrale van De Schelde levert de nodige stroom.